Doopvont in de St. Stephanuskerk te Dieteren. Aanleiding van dit artikel is een vraag die ik kreeg van Pol Herman. Hij is rapporteur voor het internationale project BSI Baptisteria Sacra Index, dat geleid wordt door de universiteit van Toronto (Canada). Als hobby doet hij studie naar romaanse en gotische stenen doopvonten. Zijn vraag betreft het Marmeren doopvont (17de eeuw, oorspronkelijk wijwatervat?) in de kerk in Dieteren zoals het staat genoemd in de “Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel VIII, II. De provincie Limburg (Meerloo-Zwalmen), Algemeene Landsdrukkerij, Den Haag / A. Oosthoek, Utrecht 1926”. Met deze vraag heb ik een onderzoekje gestart naar het bewuste doopvont. Aangezien de voornoemde lijst in 1926 is uitgegeven betekent dit dat de inventaris uit de oude kerk beschreven staat, dus waar nu het kerkhof is gelegen. De huidige kerk is in 1939 gebouwd en in 1940 geconsacreerd. In de “Inventaris der voorwerpen van oude kerkelijke kunst aanwezig in de kerk van St. Stephanus” opgemaakt door een commissie van het Bisdom op 20 Februari 1947 staat het doopvont beschreven als “Doopvont (rood mameren vijzel)” Voor de goede orde een foto van het bewuste doopvont. Doopvont in St. Stephanuskerk te Dieteren Doopvont bovenaanzicht in St. Stephanuskerk te Dieteren
Er kan echter nog een ander scenario zijn. Het voorwerp zou kunnen stammen uit het huishouden van één of andere rijke familie. Want soortgelijke bekkens werden bijvoorbeeld als koelvat of wijnkoeler gebruikt. Of als puur decoratieve vaas. In Nederland zijn meerdere voorbeelden van dergelijke niet-liturgische bekkens die opgewaardeerd werden tot doopvont. Bijvoorbeeld in de Buitenkerk te Kampen, in Windesheim, in Houthem-Sint-Gerlach. Het was zeker niet ongewoon dat voorwerpen die aanvankelijk gewoon voor huiselijk gebruik dienden, op enig moment door een rijk lid van een congregatie aan de kerk werden geschonken, als een memento, of om op een bepaald moment in een behoefte te voorzien. (Bron: “Een verdwenen doopvont uit de Buitenkerk ‘boven water’ ?”, door Theo van Mierlo en Joseph Estié.) Het visitatierapport van 1650 vermeldt dat er geen doopvont was. Misschien is er toen een plaatselijke weldoener in de bres gesprongen ? Tenslotte heb ik eens vergeleken met voorbeelden uit België. De algehele vormgeving doet mij wat denken aan een wijwatervat in Namur. Wijwatervat in Namen. Bron: ‘[© KIK-IRPA, Brussels (Belgium), cliché M210607]” http://balat.kikirpa.be/object/10035954 Wijwatervat in Cherain. Bron: Répertoire photographique du mobilier des sanctuaires de Belgique - Province de Luxembourg - Canton de Houffalize - par Agnès Gouders - Ministère de la Culture française - Institut Royal du Patrimoine Artistique - Bruxelles - 1975 De vraag was of zij meer konden vertellen over dit type marmer. Ook hun antwoord draagt bij tot een beter begrip van deze kerkschat.
Dit rood marmer is afkomstig uit een zone met rood marmerriffen van Marche-en-Famenne in de Ardennen tot Rance aan de Belgisch-France grens met het gebied ten zuiden van Philippeville als epicentrum. Griotte met stromatactis vertegenwoordigt een bepaalde fase in de rif-opbouw en is dus ecosysteem- gebonden en niet plaatsbepalend. Hieronder ter verduidelijking een schematische verticale doorsnede van een rif in de rode marmer, zoals er tientallen zijn tussen Marche-en-Famenne en Rance, gemiddeld 100 m breed en 30 m hoog (dus horizontaal gecomprimeerd voorgesteld), in verschillende richtingen aangesneden door de marmergroeves, maar op dit schema wordt de ideale sedimentaire opbouw getoond: onderaan begint het rif met griotte fleurie, dit is donkerrode (door ijzerrijke klei) kalksteen met grijze stromatactis, weergave van een rifbouwend organisme zonder vast skelet, vermoedelijk sponsachtige, waarvan de fossiele vorm bepaald wordt door ontbindingsgassen die in het slib gevangen blijven maar eruit pogen te ontsnappen (vandaar de gebloemde structuren). Griotte flammée is een vorm van griotte fleurie waarbij de stromatactis structuren mooi oplijnen (wat op de foto's enkel te zien was aan de binnenzijde). Schematisch overzicht rif met rood marmer. Met dank aan: Michiel Dusar Wijwatervat in Munsterkerk te Roermond. Met dank aan: Michiel Dusar en Marleen De Ceukelaire De Ceukelaire, M.; Doperé, F.; Dreesen, R.; Dusar, M.; Groessens, E., 2014. Belgisch marmer. Academia Press, 292 p. (ISBN 9789098223117) Dusar, M., 2020. 5. Natuursteengebruik in de Munsterkerk. In: van der Bruggen, H.; Caris, E.; Wolters, L., red. De Munsterabdij van Roermond. WBOOKS, Zwolle (ISBN 978 94 625 8379 5): 78-101.
afm.: 23,5 x 39 cm; rood en Wit geaderd marmer; deksel koper; Deksel nieuw. XlXa. Op cylindervormige zuil staat de urnvormige vont die twee ingezwenkte handvaten heeft; onder de bovenrand een insnoering; convex gewelfd koperen deksel waarop een klokvormige verhoging met een profilering aan onderzijde; als bekroning een ovale bol waarop een gelijkarmig leliekruisje. Nota: Volgens V.L. p. 451 “XVII,oorspronkelijk wijwatervat?” maar waarschijnlijk gaat het oorspronkelijk om een bloembak. Ook Miguel & Harriet van de Baptisteria Sacra Index vanuit de universiteit van Toronto hebben via Pol Herman gereageerd en maken nog de volgende opmerkingen:
Hopelijk is hiermee een groot gedeelte van het mysterie van dit doopvont weggenomen en onthuld. Wie meer informatie hierover heeft wordt vriendelijk verzocht dit aan mij door te geven. Stuur dan een bericht naar info@deetere.nl |