Meetboek 1783 (1)
Auteur: Wil Schulpen
In het archief van de gemeente Echt-Susteren wordt het meetboek uit 1783, een vrij dik boekwerk, bewaard. Dit wordt vermeld in de inventaris van het archief van het stadsbestuur (Susteren) onder nummer 8. Het meetboek beschrijft de toestand van de percelen binnen de oude gemeente Susteren en wel met onder meer als doel om de te heffen landelijke en plaatselijke belastingen over de mensen te verdelen. Hoe meer grond, hoe meer men moest betalen. Een ander doel was natuurlijk om de eigendomsverhoudingen vast te leggen. Men kan het beschouwen als een voorloper van het 19e eeuwse kadaster.
Het boek bevat ongeveer 450 bladen, dus ongeveer 900 pagina’s. De schrijver ervan hield er in het begin een merkwaardige telling: het achtste blad gaf hij nummer ‘vijf’ mee en vervolgens telt hij hiermee verder. Natuurlijk voor zover hij geen fouten maakt: soms vergeet hij een blad of gebruikt hij een nummer twee maal. Voor meer dan 99% is zijn nummering echter goed te gebruiken.
Men heeft aan het boekwerk inmiddels een aantal nieuwe schutbladen en een nieuwe kaft toegevoegd. Op het eerste (oude) blad staat aan de voorkant een Latijnse tekst: Anno Reparata Salutis Millesimo Septingentisimo octuagesimo tertio renovatus sum per Dnum Scabinum Wilhelmum Backhaus hetgeen zoveel betekent als “het jaar 1783 ben ik hernieuwd door de heer schepen Wilhelm Backhaus tot behoud en herstel”.
Op het volgende blad vinden we in het Duits: “Meetboek van de tot de stad en kerspel Susteren behorende landerijen, beemden en moerassen anno 1743 door landmeter Adam Bloem aangelegd, nu echter door de schepen Willem Backhaus in het jaar 1783 hernieuwd met de nieuwe namen van de huidige bezitters als ook met de nieuwe regnoten (aangrenzende eigenaars) zoals volgt onder de nummers H1 tot H 3643”.
Schepen Backhaus heeft dus het veertig jaar oude meetboek van Adam Bloem vervangen door een nieuw, waarbij hij natuurlijk dezelfde perceelsgegevens handhaafde, alleen de percelen aan hun nieuwe eigenaar koppelde. Het oude meetboek was in die veertig jaar volgeschreven met allerlei latere gegevens; want in veertig jaar kunnen percelen nogal eens van hand wisselen. Ook was het beschadigd gezien de tekst van schepen Backhaus. Wellicht dat het boek in 1783 geheel bijgewerkt was, zodat het aanleggen van een nieuw meetboek niet al te veel werk geweest kan zijn.
Het is waarschijnlijk dat ook vóór 1743 er een meetboek is geweest. Wellicht niet zo nauwkeurig opgemeten als in het midden van de 18e eeuw mogelijk was. Het lijkt er op dat Adam Bloem een ouder boek volgde onder de nummers 1 tot en met 3542. Hij beschrijft in grote lijnen beginnend bij de Echter Limiet (gemeentegrens) de gronden rondom Dieteren, die ook wel met een verzamelnaam het Dieterense veld genoemd wordt. Hij begint bij Overmeer en gaat langs de grens met Roosteren naar het zuiden tot aan de Vloedgraaf, dan weer noordwaarts tot aan Dieterderbos en vervolgens weer terug richting Dieterdermolen. De precelen 1 t/m 1264 behoren ertoe.
Daarna heeft men een ruimte opengelaten, beter gezegd de nummer 1265 t/m 1290 zijn geheel vrij gebleven. Daarna slingert de beschrijving om Susteren om te eindigen bij Gebroek met nummer 3542.
Dan volgen de nummer 3542 t/m 3643, waarbij een beschrijving gegeven wordt van een gebied met de verzamelnaam de Eissenbroucher bend hetgeen men zou kunnen weergeven als Isenbroeker beemd of IJzerenbroekerbeemd. Dit gebied is kennelijk in een latere fase aan de belastingplichtige gronden toegevoegd. Of dit door Adam Bloem is gebeurd of op een eerder tijdstip is niet duidelijk.
Niet alle in het boek opgenomen percelen waren belasting en/ of tiendplichtig. Dit werd uiteraard secuur in het boek vermeld of een perceel vrijgesteld was van landelijke of plaatselijke belastingen; ook als men geen tienden aan de kerk behoefde te betalen werd dit vermeld. Vaak staat er ‘ist frei’, hetgeen opgevat wordt als én belasting- én tiendvrij.
Het is uiteraard logisch dat de gronden van de hertog van Gulik vrijgesteld waren. Ook is een beslissing van Reinoud van Valkenburg uit 1385 bekend, waarin deze bepaalde dat de gronden van het stift, welke tot dan toe verworven waren, vrij waren van belastingen. Nieuwe gronden zouden belastbaar zijn. Indien de uitspraak van Reinoud daadwerkelijk uitgevoerd is, heeft het stift ná 1385 nauwelijks nog grond verworven in Susteren; immers men betaalde slechts over twee percelen, waarvan één slechts éénvijfde deel.
Er waren twee manieren om een mindering te krijgen. Ten eerste wanneer een als ‘hausplatz’ aangeduid perceel bebouwd was. Men kreeg dan maximaal 100 roeden mindering. En ten tweede als een verplichting, welke wellicht officieel goedgekeurd moest zijn, op het perceel rustte. Zo waren er verplichtingen aan de hertog van Gulik of kerkelijke instanties, zoals stift, parochie, altaren enzovoorts.
Onder de voormelde Duitse tekst vinden we een lijst van zaken welke men zoal verplicht was te geven en het aantal roeden dat men ervoor in mindering kon brengen:
Een vat zaad | 66 |
Een vat olie | 20 |
Een vat rogge Susterder maat | 33 |
idem Maaseiker maat | 27 |
Een vat gerst | 33 |
een vat haver | 16 |
een kapoen | 16 |
een Thewis hoen | 7 |
een bb (muntsoort) welcher 2 alb waard is | 2 |
een ferling welke 2 albus waard is | 2 |
Voor een stuiver of albus | 1 |
Om een valderen te hangen | 15 |
nummer treffen we de naam van de eigenaar aan – in dit geval Christiaan Schulpen. Wanneer er meerdere eigenaren zijn, staan er natuurlijk meerdere namen en wordt erbij vermeld voor welk gedeelte dat bedoelde persoon eigenaar is. Wanneer op een tijdstip ná 1783 het perceel van eigenaar verandert door vererving of verkoop, dan wordt de nieuwe eigenaar vermeld – in dit geval Sander van der Straten. Onder deze gegevens ziet men in de kolom 548 Dirch Lijnen 1784 Peter Beckers 1814 Gertrud Elisabeth Beckers 1816 Willem Antoon Meuffels. Het perceel wisselde dus driemaal van eigenaar.
In de tweede, de grootste kolom vinden we steevast de perceelsbeschrijving: Ein Stuck Landts in die Voßkoul ein seith henrich Schulpen die ander Dirch Lijnen Vorhaubt der Niepweeg inhaltend (een stuk land in de Voskoel een zijde Hendrik Schulpen, de ander (zijde) Dirk Lijnen, een hoofd de Niepweg groot..) Als eerste gaf men aan hoe het perceel gebruikt werd: (akker)land, beemd, wei, huisplaats, boomgaard enz. Vervolgens worden de eigenaren aan beide zijde van het perceel genoemd (of een ‘landschappelijk’element: weg, graaf, beek, grens enz.) en een hoofd. Men stopt de beschrijving met ‘inhaltend’ of ‘groß’. In de derde kolom wordt de grootte dan weergegeven van het perceel in ons voorbeeld 64 ½ roede groot.
Vervolgens staat meermaals onder de beschrijving een toevoeging. Veelal betreft het een opmerking betreffende een last welke op het perceel drukt. Bijvoorbeeld de eigenaar was verplicht om jaarlijks aan kerk, kapittel, hertog van Gulik enz. een betaling in natura of geld te verrichten. In ons voorbeeld staat Ihre dhlt Churmutig ½ kop haber und 2 ½ stub bleibt (Uwe doorluchtige – de keurvorst, hertog van Gulik – als keurmede ½ kop haver én 2 ½ stuiver).
In de derde kolom staat steeds de grootte van het perceel, zoals hierboven aangegeven. Wanneer men zoals in dit geval een bijzonder afdracht moet plegen die in aanmerking komt voor belastingvermindering staat er direct onder de grootte van de vermindering – in ons voorbeeld 4 ½ roede. Voor het getal 4 ½ ziet men in de middenkolom uiterst rechts ‘ab’ (af).
In de vierde kolom staat indien er een vermindering is en de uitkomst groter dan nul is het aantal roeden wat overblijft, 60
De vermindering is als volgt te berekenen: 1 kop levert op (16/4) is 4 roeden, een halve kop dus 2; 2 ½ stuiver levert eveneens 2 ½ roede op.
In de tweede, derde en vierde kolom bij nummer 548 staat: alda ein stuck Landt sein seith Verschiede dieander Mathis von der Stratten inhaltend – 110; ab – 9; Ihre dhlt 1 Cop haeber und 5 stub noch ubrig bleibt – 101. Alda (aldaar) wordt gebruikt om aan te geven dat het perceel eveneens in de Voskoel ligt.
Zoals op de afbeelding hiernaast te zien is bevat een pagina meestal de beschrijving van vier percelen, waartussen in meestal nog voldoende ruimte aanwezig is om aantekeningen te maken, vooral natuurlijk in de eerste kolom. |
Hertog van Gulik (Keurvorst) | Kapittel van Susteren | Parochiekerk van Susteren | ||||
Haver: 16 per vat | 39 vat | 624 | 5 vat | 80 | ¾ vat | 12 |
Rogge: 33 per vat | ½ vat | 16,5 | 195 vat | 6435 | 9,5 vat | 313,5 |
Kapoen: 16 per stuk | 72 | 1152 | 3 ¼ | 52 | ||
Thewis hoen: 7 per stuk | 3 ½ | 24,5 | ||||
Geld | diverse | 1490 | 203 | 12 | ||
Gerst: 33 per vat | 1 vat | 33 | ||||
Zaad: 66 per vat | 3,2 vat | 211 | 3,2 vat | 211 | ||
Was: 32 per pond | 3½ pond + 5 ½ stuiver | 117,5 | ||||
Wijn: 24 per quart | 3 ½ quart | 84 | ||||
Olie: 5 per pint | 3 pinten | 15 | ||||
Licht | 8 stuivers | 8 | ||||
Totaal | 3300 stuiver = ƒ 165 | 7000 stuivers = ƒ 350,= | 655 stuivers = ƒ 39,= |
Naam instelling | In natura | Guldens |
Armen van Susteren | 133 vat rogge en 74 ½ stuivers | 223,0 |
St. Anna altaar | 9 kop rogge | 4,0 |
St. Catharina altaar | 8 vat 1 kop rogge | 13 ½ |
St. Johannes altaar | 24 stuivers en 1,5 vat rogge | 4,0 |
St. Joris altaar | 7/8 vat rogge | 1 ½ |
St. Mathis altaar | 37 vat 1 kop rogge | 61 ½ |
St.Paulus altaar | 6 5/6 kapoen en 18 albus | 1 ½ |
Pastorie | 1,5 vat rogge | 2 ½ |
Custerij | 8,5 vat rogge | 14,0 |
Kerk van Dieteren | 3 vat rogge op een huis | 5,0 |
Vroegmis | 8 vat 1 kop rogge | 13 ½ |
St. Nicolaas | 2 ¼ vat rogge | 4,0 |
Cantzeler | 1 cop haver | ½ |
OLV altaar te Millen | 224 albus | 11,0 |
Huis Obbicht | 3 ½ kapoen | 3,0 |
Telberger pacht | 19 malder gerst en idem haver | 280,0 |
Naam | Ligging/grens | Gebruik (morgen) | Grootte (morgen) | Aantal percelen | Nummers Meetboek | Overig |
Ubermehr of Overmeer | Roosteren Echt | Beemd: 7 ½ Akkerland: 22 | 29 ½ (= 9 ha) | 39 | 1 - 39 | Mehr kan in verband gebracht worden met moerassig: boven of naast moerassige grond gelegen. |
Roester Bend | Roosteren Ubermehr | Beemden | 100 (=30 ha) | 48 | 40-87 | De Beuniger Bend vormt één perceel van 16 ha. De Kirchen bend een beemd die 4 morgen groot was. De Sijp zal wel een waterlozing geweest zijn. Op een kaart rond 1900 troffen we nog tussen het vorig en dit veld de volgende namen: Roegels weiden en den Oogel |
Mühlenbend (Molenbeemd) | Roester bend Scheelberg Roosteren? | Beemden | 4 ¾ | 6 | 88-93 | Eerste vijf percelen zelfde oppervlakte als zesde: oorspronkelijk één perceel. Het grootste perceel was eigendom van de Kruisbroeders uit Roermond, die ook de Dieterse molen bezaten. Dit verklaart het begrip. |
Schelberg (Scheelberg) | Rooster beemd Molenbeemd Kerkstraat Leurstraat | Akkerland (een weinig wei en beemd) | 110 ¾ (33 ½ ha) | 132 | 94 - 225 | Dieteren (of huizen tegen de Scheelberg): 14 percelen nl. 140-153; Mühlenstrass ofwel Molenstraat. Verder de perceelsnaam: Kirchen Weijdt (Kerkweide). Oudste vermelding: 1424 Schaelberch |
Kirchfeld (Kerkveld) | Roosterbeemden Scheelberg Leurstraat Kerkstraat | akkerland | 53 ½ ( 16 ha) | 83 | 226-308 | Huizen aan de Kerkstraat: 240 – 253 Straten/ wegen: Roester bend weeg - Dorfstrass en Kirchentrass De oude Stephanuskapel (kerk) lag hier dus: het veld aan de kerk. |
Op de Berg | Kerkveld Beunigerstraat | akkerland | 21 8 (9 ha) | 17 | 309-321 356-359 | Het is uiteraard één veld, welk toevallig in twee stukken in het meetboek terecht is gekomen. Oude vermeldingen: Op Ghenen Berch (1402, 1438) |
Ahn die Leurstrass | Leurstraat | akkerland | 15 ¾ (5 ha) | 18 | 322-339 | Leurstraat begon aan de Kerkstraat; eerste stuk de Roosterderweg boog daarna noordwaarts en daarna weer westwaarts. Enige honderden meters ten noorden van Oud Roosteren naderde de weg de Rode Beek. Algemene naam: Dieterse veld aan de Leurstraat |
Dietter feld gegen die Roester bend | Vorig veld Rooster Beemd | akkerland | 13 (4 ha) | 16 | 340-355 | Diverse percelen grensden aan ‘de straat’ en ‘de gemeente’. |
An die Beunigerstrass | Op de Berg Beuniger Heggen Kissweeg | akkerland | 21 ½ 11 ( 10 ha) | 36 | 360 – 383 698 - 709 | Op dit veld stond een valderen. Tot de lenen van Dieteren behoorde de Beuniger hof, welke deels onder Roosteren deels onder Dieteren lag. De hoeve lag (waarschijnlijk) in Roosteren. De hof wordt al in 1340 genoemd omdat de bewoners verplicht waren op de Dieterse molen te laten malen. |
An Beuniger Loch (gat) | De straat Mistweeg Grüneweeg | Akkerland | 23 ½ (7 ha) | 32 | 384 – 415 | In 1335 schenkt ridder Goswijn, heer van Dieteren, een jaarrente aan het kapittel van Susteren uit land “De Lohegge” in het grondgebied van Dieteren vlakbij de hoeve “Bommegen”. Deze hof kan welhaast niet Beunigen zijn |
Dietter Hoef (Op de Hoof) | Beuniger Loch De straat Groene weg Schoorbroek | Akkerland | 32 ( 9 ¾ ha) | 32 | 416 - 447 | Het begrip zal veeleer samenhangen met het dialectbegrip ‘haof’ = tuin dan met het begrip hoeve, boerderij, hof. |
Am Veheweijd (A.d. Veewei) | Schoorbroek Niep | Akkerland | 17 (5 ¼ ) | 20 | 448-467 | Veeweide is een drassig gebied geweest langs de Middelsgraaf, welke als gemeende diende. |
Hinter die Niep (Achter de N.) | Niep Niepgraaf Schoorbroek | Akkerland | 3 ¼ (1 ha) | 4 | 467,5-470 | |
In die Niep | Bos (houtgewas) | 12 ½ (4 ha) | 14 | 471-484 | Rond 1900 Nijp genoemd. De Nijpweg begint aan de huidige Bredeweg vanuit Dieteren naar rechts. De aanduiding Niepenbos geeft aanleiding tot de mogelijkheid van ontstaan uit ‘d’n Iepenbos’. | |
In die klein Niep | Niep Groeneweg | Akkerland | 2 ½ (3/4 ha) | 4 | 485-488 | |
Am Grunenweeg | Niep Klein Niep Bunnigerstrass | Akkerland | 25 ¾ (8 ha) | 30 | 489-518 | |
Am Niepweeg | Vorig veld Niepweg | Akkerland | 3 ½ 6 ¼ (3 ha) | 15 | 519-522 559-569 | |
An die Berckhofenstrass | Vorig veld Beunigerstraat | Akkerland | 2 | 4 | 523-526 | |
Berckhofer Hecken | Vorig veld | Akkerland | 11 ¾ ( 3 ½ ha) | 8 | 527-534 | In 1370: Berchover hegghen aen der Ogelen. (zie Roester bend). Mogelijk dat dit toponiem later Breidsakker werd en de Berckhoverstraat werd de Brede weg. |
In die Vosskoul | Vorig veld Niepweg Langenakkerweg | Akkerland | 12 ¼ 6 (5 ½ ha) | 32 | 535-558 682-689 | Vergelijkbaar met Wolfskoul. Het begrip heeft uiteindelijk met een dier te maken, maar hoe? |
Gegen die Niep | Niep Niepweg | Akkerland | 4 ½ ( 1 ½) | 8 | 570-577 | |
Auf Hamler | Alten Hof | Akkerland | 20 ½ ( 6 ½ ha) | 28 | 578-605 | 1424: Hamelant (archief Kruisheren) |
Auf den Alten Hoff | Schoorbroek | Akkerland | 18 (5 ½ ) | 36 | 606-641 | Oude hof: zie Dietter hof |
Schoorbroek | Broek Langenakkersw Langenakker | Akkerland | 4 (1 ¼ ha) | 8 | 642-649 | 1384: Diterre velde aen gin Scoerbroeke |
Langenacker | Langenakkerweg Broek | Akkerland | 19 ¾ (6 ha) | 32 | 650-681 | 1424: Langen Acker |
Aan de Langen-akkersweg | Kissweg | Akkerland | 4 3 13 (6 ½ ha) | 28 | 690-697 710-713 746-761 | |
Kissweg | Akkerland | 13 ½ (4ha) | 24 | 714-737 | ||
Op de Kiss | Kissweg Beilbroek Leilard | Akkerland | 5 ¾ 16 25 ¾ (14 ha) | 74 | 738-745 762-781 817-856 | |
Lauerbedden | Langenakkers-weg; Broek(-graaf) | Akkerland | 21 ¼ (6 ½ ha) | 27 | 782-808 | Het veld ligt aan de oostzijde van de Langenakkersweg bij de grens met Echt aan de huidige bosweg. Lauer treffen we ook aan in een Lauerbroek, Lauergat en Lauerstraat aan. Het is wellicht afgeleid van hof te Louw of een gelijknamige veldnaam, mogelijk gelegen hoek Louerstraat en Feurthstraat |
Bijlbroek | Louerbedden Kiss | Akkerland | 2 ½ | 5 | 809-813 | 1402 Beijlbroeck 1438 Bylbroeck en 1464 Bijlbroek. Dergelijke soorten namen worden wel verklaard naar hun vorm: de vorm van een bijl, hamer of wat dan ook. Dit lijkt niet zo waarschijnlijk. |
Handvollbroek | Leijlardsgraaf Kissweg Boomgaarden en huisplaatsen | Akkerland | 8 ½ (2 ½ ha) | 15 | 857-871 | Het veld moet gelegen hebben Echterstraat - Zilstraat Handvol in het dialect hamfel.Of dit een aanwijzing is voor de grootte van het oorspronkelijke broekgebiedje? |
Huisplaatsen in Dieteren | (Kerk)straat Steeg | Akkerland Weiden kamp | 23 (7 ha) | 31 | 872-902 | |
Leijlard | Waterlei Straat Handvollbroek Seersum | Akkerland Beemd 1 morgen 4 huisplaatsen | 43 ½ (13 ¼ ha) | 73 | 903-975 | Veld ‘achter’ de Zilstraat. Het zou een ‘rade’ (ontgonnen gebied) kunnen zijn. Het eerste deel van de naam is mogelijk vergelijkbaar met het eerst deel in Lilbosch |
Seersum | Leilardsgraaf (Dieterder)bos Broek | akkerland | 66 (20 ha) | 83 | 976-1058 | Namen eindigend op –um zouden afgeleid zijn van ‘heem’: dus Seers-heem, zoals ook Pis-heem, waarbij dit dan op bewoning duidt. Dit is bij beide veldnamen welhaast uitgesloten. |
Dieter Heide veldje | Broek Dieterbos | akkerland | 22 (7 ¾ ha) | 34 | 1059-1092 | Langs de Middelsgraaf gelegen, wellicht later ontgonnen veld. |
Hakstraat op de | Dieterbos Louerbroek Straat Gemeende | Akkerland Houtgewas (2 perc.) | 16 ½ (5 ha) | 14 | 1093-1106 | Dieterderbos en Louerbroek waren twee benamingen van gebieden die nog niet ontgonnen waren en nog in gemeenschappelijk gebruik waren. Voor dit toponiem vonden we ook Nackstraat. Dit is mogelijk ontstaan uit ‘d’n Hackstraat’. |
Coppelweiden | Louerstraat Coppelbos | Akkerland Kamp (½ m) Beemd (½ m) | 27 ½ (8 ¼ ha) | 17 | 1107-1123 | |
Bedden in de | Coppelveld | Akkerland houtgewas | 9 ¾ (3 ha) | 14 | 1124-1137 | |
Speckbroek | Akkerland | 10 (3 ha) | 18 | 1138-1155 | 1402: Specbruyck | |
Coppelveld | Waterlei Mistweeg | Akkerland Huisplaatsen wei | 60 ½ (18 ½ ha) | 73 | 1156-1228 | Hier lag ook een tiendschuur van de abdis van Susteren. Coppelstraatje. Er is sprake van een ‘berg’: de Koppelberg met weier en houtgewas Vermeldingen 1402-1438 en 1464: by die Coppel |
Kahlenhof op | Koppelveld Hunsbroek | Akkerland Houtgewas (1 m) | 11 ½ (3 ½ ha) | 23 | 1229-1251 | Er lag ook een steinkoul |
Molenveld | (Rode) Beek Molenstraat | Akkerland Houtgewas huisplaatsen | 11 ( 3 ¼ ha) | 13 | 1252-1264 | Tot de huisplaatsen behoren ook de Dieterdermolen en de hof Robeke. Het eerst perceel was een beemd: in Hunds Dries |
De Tranchotkaart werd 1804/5 getekend. Het is een vrij gedetailleerde kaart, waarop naar men aanneemt gebouwen vrij nauwkeurig weergegeven zijn. Henk Stoepker, de provinciaal archeoloog gebruikte zelfs een detail van de kaart om ligging en vorm van de voormalige stiftsgebouwen aan te duiden. Gebouwen worden vaak aangegeven als een rood rechthoekje of in de vorm van een L. Soms lijkt ook een binnenplaats weergegeven te zijn.
Het tellen van de rode vlekjes is wel mogelijk, dit ligt zo rond de zestig/ vijf en zestig, maar om nu aan te geven of het een boerderijtje, een kerk, een schuur of wat dan ook is natuurlijk niet mogelijk.
De vraag is natuurlijk of we met de gegevens van het meetboek de tekening op deze kaart herkennen.Want tussen 1783 en 1805 – een periode van twintig jaar – zal het aantal gebouwen in Dieteren niet veel toegenomen of afgenomen zijn. Wij mogen dan ook verwachten dat we in grote lijnen het zelfde beeld krijgen.
Het meetboek
Meermaals wordt een perceel aangeduid met ‘hausplatz’, in Dieteren veelal met de een toevoeging als boomgaard, soms ook land, wei of iets dergelijks. ‘Hausplatz’ betekent letterlijk ‘een bouwplaats voor een huis’. Nu is het natuurlijk de vraag of iedere bouwplaats ook altijd bebouwd is met een boerderijtje of een huis.
Er is nog een andere aantekening die we veelal vinden bij percelen aangeduid met ‘hausplatz’: veelal word tot een maximum van 100 roeden de oppervlakte verminderd, zodat minder aan belasting betaald behoeft te worden. Er stond dan ook steeds bij iets als ‘wegens bebouwde bouwplaats’ vrij of 100 minder.
Ook dit geeft geen uitsluiting of op een dergelijk perceel nu een kerk, schuur of woonhuis met eventueel bijgebouwen staat. Bij een perceel waarop slechts een schuur stond werd geen aftrek vermeld, maar dit sloot aan bij twee bouwplaatsen van dezelfde eigenaar.
Verder vinden we een drietal percelen met respectievelijk aangeduid akkerland, boomgaard en kamp, welke wel de mindering kregen omdat ze bebouwd waren. Zij worden onder eveneens in de lijst opgenomen van mogelijke huizen in Dieteren.
Tenslotte troffen we nog een zevental percelen in de buurt van de Koppelberg aan, waarvan gesteld werd dat ze én bouwplaats én ‘koppelvrij’ waren. Omdat voor dergelijke percelen toch al geen belasting behoefde betaald te worden, was de toevoeging van een mindering zinloos.
Verder menen we dat wanneer iemand twee percelen als bouwplaats naast elkaar heeft dat hij slechts één woonhuis heeft. We komen dan ca zestig woonhuizen, waarbij nog wel een en ander onduidelijk is: één perceel drie eigenaren. Is dit bewoond door één gezin of door meerdere.
Eén eeuw eerder werden in Dieteren slechts 33 gebouwen vermeld en omstreeks 1725 werden er 44 (katholieke) gezinnen vermeld. Aangezien er geen aanwijzingen zijn voor een daadwerkelijke groei is het aantal waarop we hier lijken uit te komen wel aan de hoge kant.
De eerste concentratie van huizen vinden we bij de beschrijving van de Scheelberg: een veertien tal percelen aaneengesloten en aan de ‘straat’ gelegen. Hiervan is er één een weitje en de dertien andere huis met boomgaard. Aan welke straat ze liggen, wordt niet vermeld. Het laatste perceel grenst aan de straat én het straatje. Het lag dus op een hoek, een (T-) kruising.
We zijn er nagenoeg zeker van dat met ‘het straatje’ de Leurstraat bedoeld is, namelijk enige percelen verder wordt deze vermeld en ook bij de volgende blok huizen treffen we de naam aan. De Leurstraat was een weg van de Kerkstraat via enige scherpe bochten naar een voorde in de Rode Beek ten noorden van Oud-Roosteren. Het beginstuk ervan is nu de Roosterderweg.
De boerderijtjes waren dus gelegen vanaf ca. de gebieden rond de molen tot aan de Roosterderweg. Het begin blijft onzeker.
De grootte van het gebied is drie hectare.
De volgende blok boerderijtjes was gelegen aan het Kerkveld. Het blok begint met een boomgaard aan de Leurstraat. en weer de straat. We gaan kennelijk verder aan de overkant van de Roosterderweg, hetgeen ook te verwachten was. Dat we hier juist zitten bewijst andere aanduidingen ‘Kerkveld bij het dorp’ en ‘huizen en boomgaarden bij de kerk’. Met de kerk wordt bedoeld de St. Stephanus kapel liggend op het kerkhof ofwel beter gezegd toen men in de 17e eeuw in Dieteren een kerkhof aanlegde, gebeurde dit in de vrij ruimte bij de kapel.
Aansluitend aan de boomgaard vinden we een boerderij. Die ligt aan de straat (Kerkstraat) én Dorpstraat. Deze Dorpstraat komt even verder weer terug bij de Kerkstraat. Een zes of zevental percelen liggen aan deze straat, die ook langs de kerk loopt. Het ‘laatste’ gedeelte van deze Dorpstraat is nog te zien. Er liggen twee huizen tussen Kerk- en Dorpstraat in en nog één aan de zijde van het Kerkveld en het werd afgesloten met een hoekhuis (nu: Penders).
Vervolgens lagen nog waarschijnlijk een zestal boerderijen langs de Kerkstraat en mogelijk ook één of twee langs de Echterstraat. Bij het laatste – dat weliswaar als kamp vermeld staat, maar toch een mindering wegens bebouwing krijgt - staat dat dit het einde van het dorp is.
De totale oppervlakte was 2,2 hectare.
Na enkele honderden percelen beschreven te hebben komen we weer terug bij de Echterstraat: de straat aan het Handvollbroek. Hier liggen twee huizen met een boomgaard en een huis met een wei. Er tussenin ligt nog akkerland.
Vervolgens steekt men de straat (=de Zilstraat) over en komt wederom langs de Kerkstraat.
Daarna volgt de beschrijving van zeven en twintig percelen op twee na allen aan de straat grenzend, terwijl die twee wel aansloten in de rij. Daarna sprong men ineens naar het veld de Leilard (aan de overzijde van de Zilstraat). Dit duidt erop dat de beschrijving ‘rond’ liep. Het hele binnenterrein (de driehoek tussen Kerk-, Vleut- en Zilstraat) werd ineens beschreven.
De oppervlakte van dit terrein bedroeg 6,4 hectare. Dit is ook de oppervlakte zoals ze op basis van de gemeentekaart werd berekend. Ook dit toont dat inderdaad de beschrijving eerst de Kerkstraat, dan de Vleutstraat en tenslotte de Zilstraat volgt.
Langs de Kerkstraat troffen we slechts vier boerderijen aan en wel bij de Stephanuskapel (tegenover het kerkhof). De eerste twee lagen weerszijde ‘de steeg’, ongetwijfeld (een stuk van) de huidige Kampstraat. Ze sloten aaneen.
Langs de Vleutstraat liggen drie boerderijen, waarschijnlijk helemaal aan het eind, bij de Zilstraat. Langs de Zilstraat treffen we een zestal boerderijen aan met boomgaarden en akkerland.
Opviel dat de zuidpunt volledig onbebouwd was . Belangrijk was de kamp, waaraan de Kampstraat de naam dankt
De beschrijving gaat weer terug naar het punt waar de Zilstraat overgestoken werd. We volgen nu de Zilstraat aan de zijde van de Leilard. Eerst krijgen we akkerland en wellicht halverwege tot aan het voetpad over de Leilard treffen we (waarschijnlijk) een vijftal huizen aan.
Vanaf het perceel met de Koppelberg komen we uiteindelijk langs de Vleutstraat. Hier liggen de zeven percelen die als bouwplaats aangeduid zijn én koppelvrij waren. Op het eerste – dat van Johan Hölsgens – lag ook de tiendschuur van de abdis van Susteren. Wellicht dat dit de Koppelhof is. Een tweetal percelen grenzen aan de Vloedgraaf. Aan deze graaf heeft de Vleutstraat haar naam ontleent.
Waarna een hele poos (veertien percelen) niets en we zijn wellicht al bijna einde Vleutstraat vooreer er weer sprake is van enkele (drie boerderijen, huizen). Dit alles grenst nog aan het Koppelveld. Het volgende huis willen we lokaliseren langs de Kerkstraat . We treffen hier de veldnaam Boven Koppelveld aan. Langs datzelfde veld ligt nog een woning, mogelijk langs de pater van Heldenstraat.
Tot slot hebben we nog een drietal boerderijen langs de Molenstraat (nu: Bij de Molen) gelegen. Of die laatste nog beschouwd kan worden als de hof Robeke, welke lange tij tot de bezittingen van de Kruisheren uit Roermond behoorde, wordt niet duidelijk.
Als laatste wordt de molen genoemd, die in 1771 verkocht was aan een familie Brouwers uit Obbicht, zoals ook uit eigendomsverhouding blijkt.
Lijst van mogelijke huizen
De kolom bestemming: H = bouwplaats b=boomgaard l = akkerland w=wei c = kamp
Aantal percelen: het aantal percelen in eigendom van de betreffende eigenaar
Oppervlakte land in hectare: de totale eigendom
Eigenaar | Nummer meetboek. | Bestem- ming | Opp. perceel | Aantal Percelen | Opp. land In hectare | Opmerkingen |
Nielis Wilm Jans Sohn | 140 | Hb | 1900 | 3 | 0,6 | Nu: Kerkstraat zijde: kerkhof |
Dirchs Dirk | 141 | Hb | 1800 | 1 | 0,2 | |
Beckers Mathijs | 142 | Hb | 2200 | 27 | 4,0 | |
Mustard Cornelis | 143 | Hb | 2200 | 16 | 3,0 | |
Wackers Hendrik en Gertrud | 145 | Hb | 3000 | 2 | 0,5 | |
Janssen Johan Henrichen Sohn | 146 | Hb | 4600 | 7 | 1,7 | |
Jessen Geurt | 147 | Hb | 4300 | 26 | 5,4 | |
Savelkoul Dirch erfgenamen | 148 | Hb | 640 | 1 | 0,6 | |
Jessen Johan | 149 | Hb | 2400 | 17 | 3,8 | |
Lijnen Catharina | 150 | Hb | 840 | 1 | 0,1 | |
Schulpen Henrich alter | 151 | Hb | 1700 | 28 | 4,7 | |
Schulpen Johan Wilm | 152 | Hb | 1630 | 4 | 0,7 | |
Schlangen Johan | 153 | Hb | 1200 | 27 | 5,0 | Hoek Roosterderweg |
Schlangen Hendrik | 241 | B? | 800 | 21 | 3,7 | Hoek Roosterderweg |
Scholmeisters Christiaan | 242 | Hb | 310 | 21 | 3,6 | 1783: Dorpstraat |
Wentraeken Jacob | 243 | Hb | 1000 | 11 | 2,4 | Lag op een hoek |
Wackers Peter | 244 | Hb | 900 | 20 | 4,1 | Dorpstraat |
Genabeth Lambert van | 245 | Hb | 2200 | 22 | 4,2 | |
Jessen Johan | 247 | Hb | 3000 | -- | -- | Dorpstraat én Kerkstraat |
Vergossen Peter 1/3 | 248 | Hb | 1100 | 11 | 1,8 | Kerkstraat |
Weerd Johan van de 2/3 | 248 | Hb | 2100 | 5 | 0,7 | |
Jessen Christiaan | 249 | Hb | 3200 | 26 | 4,9 | |
Schlangen Dirk | 250 | Hb | 1900 | 9 | 1,6 | |
Schulpen Jacob | 251 | Hb | 2500 | 14 | 2,3 | |
Schulpen Paulus | 252 | Hb | 1100 | 33 | 5,6 | |
Schulpen Paulus | 253 | Hb | 1100 | -- | -- | |
Lijnen Dirch | 254 | Ca | 4400 | 26 | 5,7 | 1783: aan het eind van Dieteren wellicht huis aan de Echterstraat |
Lijnen Johan | 872 | Hb | 2600 | 17 | 3,3 | Nu: Echterstraat |
Schulpen Henrich Paulsen Sohn | 874 | Hb | 2200 | 9 | 1,8 | Echterstraat |
Penris Johan de jonge | 875 | Hw | 1100 | 11 | 1,5 | Echterstraat |
Coenemans Wilm ¼ | 879 | Hb | 4700 | -- | -- | Kerkstraat |
Craenen Steven erfgenamen ¼ | 879 | Hb | 4700 | 1 | 0,1 | |
Horens Rut ½ | 879 | Hb | 4700 | 25 | 4,8 | Kerkstraat en steeg |
Horens Gerard | 880 | H | 2200 | 40 | 6,4 | Kerkstraat en steeg |
Schulpen Johan junger | 881 | Hb | 2000 | 20 | 3,1 | |
Bocken Gerard | 882 | Hb | 1500 | 13 | 1,5 | Laatste Kerkstraat (?) |
Beckers Leonard | 888 | Hg | 1400 | 7 | 1,2 | Vleutstraat |
Hölsgens Henrich | 890 | Hb | 1400 | 1 | 0,1 | |
Janssen Jacob erfgenamen | 892 | Hb | 3300 | 2 | 0,4 | |
Coenemans Wilhelm | 893 | H | 1200 | 23 | 4,1 | Zilstraat binnenzijde |
Beckers Dirk | 894 | H | 1200 | 29 | 5,6 | |
Beckers Lambert Erfgenamen | 895 | B | 1200 | 3 | 0,5 | |
Roijen Dirch | 896 | Hb | 2800 | 2 | 0,7 | |
Penris Johan | 897 | Hb | 2700 | 9 | 1,7 | |
Schulpen Wilm | 899 | ½ h | 1400 | 14 | 2,6 | |
Schulpen Wilm | 900 | ½ h | 1400 | -- | -- | |
Janssen Wilm | 902 | H | 2200 | 12 | 1,9 | Zilstraat binnenzijde |
Hölsgens Andries | 911 | H | 2300 | 21 | 2,9 | Zilstraat buitenzijde |
Genabeth Johan van ½ | 943 | H | 1600 | 18 | 3,1 | |
Janssen Johan ½ | 943 | H | 1600 | 22 | 2,8 | |
Genabeth Johan van ½ | 944 | H | 1200 | -- | -- | |
Roijen Gielis ½ | 944 | H | 1200 | 17 | 2,5 | |
Stratten Mathis van der | 946 | H | 2400 | 52 | 12,0 | Zilstraat buitenzijde |
Hölsgens Johan | 1174 | Hbg | 4900 | 18 | 3,4 | Naast Koppelberg |
Scholmeisters Laurens | 1175 | Hw | 5900 | -- | -- | Vleutstraat |
Hermans Francis | 1177 | Hb | 1600 | 4 | 0,5 | |
Schulpen Paulus | 1178 | Hb | 2300 | -- | -- | |
Berlo Leonard | 1179 | Hgb | 1100 | -- | -- | |
Gielen Joseph | 1180 | Hb | 1100 | 1 | 0,1 | |
Berlo Leonard | 1194 | L | 2800 | 7 | 1,4 | |
Schulpen Dirch erfgenamen | 1196 | H | 2300 | 1 | 0,2 | |
Claessen Nicolaas | 1197 | Hb | 2100 | 9 | 1,4 | Vleutstraat |
Cleve Frans von | 1201 | HL | 2900 | 6 | 1,0 | Geen mindering |
Scholmeisters Laurens | 1203 | Lh | 6400 | 22 | 5,7 | Kerkstraat |
Schulpen Christian | 1224 | Hb | 4100 | 34 | 6,8 | Pater van Heldenstraat |
Claessen Gerard weduwe ½ | 1253 | Hb | 1400 | 7 | 1,4 | Bij de Molen |
Dahmen Peter ½ | 1253 | Hb | 1400 | 8 | 1,2 | |
Crae Jacob de | 1256 | Hb | 2700 | 20 | 3,8 | |
Beuer Stephan zu Obbicht | 1259 | Lhg | 2200 | 1 | 0,2 | Dieterdermolen, geen mindering |
- | het eerste aaneengesloten blok van het meetboek vinden we niet terug op de kaart |
- | Het tweede blok is wel goed te volgen op de kaart; met en beetje goed wil ook de Dorpstraat |
- | De bebouwing langs de Echterstraat staat er ook – wellicht een beetje ruim – op |
- | De bebouwing aan de binnenkant van de Kerstraat komt veel te ruim over |
- | Vleutstraat – Zilstraat aan binnenkant komt wel overeen |
- | Zilstraat aan de zijde van Leijlard: het begin ontbreekt in het meetboek. |
- | Overige kan in grote lijnen wel kloppen |
Naam | Gebruik (morgen) | Grootte (morgen) | Aantal percelen | Nummers Meetboek |
Meinpas | Beemd 7 Akkerland: 9½ | 16 ½ (= 5 ha) | 38 | 1291 - 1322 |
Deze beemd en dit veld ligt tegen het veld van Dieteren aan en wellicht in de nabijheid van de Rode Beek in de buurt van de Volmolen. Van één perceel wordt slechts gemeld dat dit aan de beek lag. Volgens een kadasterkaart begin 20ste eeuw grensde het eveneens aan de Dieterderweg, maar uit de beschrijvingen is dit niet af te leiden. Volmolen. Het is merkwaardig dat deze molen niet in de beschrijving genoemd wordt. Het is evenwel zeker dat deze molen in het midden van de 16e eeuw bestond. Immers in die tijd heeft de hertog van Gulik deze molen een tijd lang gesloten omdat de bezitter ervan wederdoper was geworden. In de jaren 1592/93 is echter besloten de molen weer in bedrijf te zetten. De reden dat de molen niet beschreven is, is wellicht een gevolg van het feit dat de gronden waarop de molen stond en de gronden erom heen van mindere kwaliteit waren. Het begrip ‘mein’ heeft mogelijk te maken met het laag liggen van het gebied. Volgens Jan Buckx heeft ‘pas’ de betekenis van beemd, weide. Een en ander is best mogelijk. | ||||
Munsterveld | Akkerland geheel, behalve enkele tuinen | 146 morgen (45 ha.) | 237 | 1323 -1560 |
Dit veld grenst aan de Rode beek, de stadsgracht, de Feurther tuinen, de Louerstraat en het Dieterder veld ( Koppelweiden). Fraats bongerd: Het eerste stukje (20 percelen, bijna 2 ha) werd ook onder deze naam vermeld. Hoewel het in de 18e eeuw dus geheel akkerland was, duidt de naam erop dat het in een eerdere tijd een boomgaard was. Later vinden we het onder de naam Fronts Bongard en het was zelfs verbasterd tot ‘vlasbóngerd’. De naam gaat wellicht terug op een familienaam. Eind 15e eeuw wordt o.m. Geret Fraet genoemd in een schuldbekentenis aan Margaretha van den Horrich van een malder rogge uit enige bunders land gelegen te Susteren. Deze Margaretha is wellicht een zus of nicht van Ulvich van den Horich, waarvan de grafsteen uit 1483 nog in de kerk te zien is. Tuinen : dan treffen we een vijftiental tuinen aan tussen de Rode Beek, de Winkelpoort en de stadsgracht. Kriegsweeg: Een meermaals genoemde weg soms in relatie met de stadsgracht was de Kriegsweeg. Dit kan niet anders dan de Ruitersweg zijn. De naam Krijgsweg of oorlogsweg duidt er wellicht op dat deze weg speciaal aangelegd is om een route buiten het stadje om te hebben, zodat m.n. het krijgsvolk niet door Susteren hoefde. (De Kriegsweeg vormde ook met de Dieterweeg een hoek.) Dieterweeg: Een ander veel genoemde weg was de Dieterweeg, uiteraard de Dieterderweg. Deze weg begon aan de rand van de bebouwing van Feurth. Het eerste stuk van de huidige Dietederweg binnen Feurth heette de Spijkerstieg. De naam is een gevolg van het feit dat het (vanuit Susteren) de weg naar Dieteren was. Zo vinden we elders ook de naam Munsterweg voor deze weg; wellicht de weg vanuit Dieteren naar het munster of natuurlijk door het Munsterveld. Lauerstrass: Louerstraat. Dit was een grens van het Munsterveld. Deze straat loopt van Feurth naar Dieteren. De naam ‘Louer’ komen we meer tegen: Louwerbedden aan de Langenakkerweg, Louerbroek tussen de Hackstraat en Oberhorst op de ‘grens’ tussen het Susterder en Dieterderveld, Louwergat en Louerbeemd in de IJzerenbosch. Tenslotte was er de hoeve hof te Louw, ook wel naar de eigenaar sinds de 13e eeuw Hochterhof genoemd. Waar dit Louw precies gelegen heeft is niet met zekerheid bekend, maar ongetwijfeld aan de Louwerstraat. De heer G. van de Bergh meende wel dat we deze hof moeten zoeken in het gebied waar Louerstraat en Kromstraat bijeenkomen, dus bij het Louerbroek. Hiervoor zijn echter geen aanwijzingen. Wellicht dat de hof op de hoek Feurthstraat – Louerstraat heeft gelegen; een mondelinge overlevering wil dat daar het toponiem ‘op Loum’ heeft gelegen. Ook de beschrijvingen in het meetboek, alsmede de Tranchotkaart ondersteunen dit min of meer. De naam Munsterveld wordt wel beschouwd als afgeleid van de veronderstelling dat het stift veel bezittingen in dit veld zou hebben. Het stift had er zeven percelen met een totale grootte van vijf hectare, waarvan het grootste 2,5 ha was. De naam Munsterveld kan er dus inderdaad aan ontleend zijn. Echter het kan ook zijn naam te danken hebben aan een ligging in de buurt van het munster. Zo had iedere plaats wel zijn kerkveld. Gedurende lange tijd (14e en eerste helft 15e eeuw) was het munster de kerk van Susteren. Wellicht dat het de vervanger van Kerkveld is | ||||
Middelveld (Mittelfeldt) | Geheel akkerland | 68 morgen; 21 ha | 90 percelen | 1561-1650 |
Dit veld heeft de vorm van een driehoek en is gelegen tussen de bebouwing van Feurth, de Louerstraat en de Kromstraat (nu nog 2 delen: aan de tunnel en in het buitengebied). Landtweeg: Er is sprake van ten noorden van en ten zuiden van de Landtweeg. In dit gebied loopt slechts een weg van betekenis, de huidige Oude Rijksweg Noord. Deze weg begon aan de Louerstraat en liep richting Echt-Pey. Het tracé Oude Rijksweg Noord tussen de Louerstraat en de Feurtherpoort is pas in 1820 aangelegd. De Tranchotkaart geeft aan dat deze weg deel uitmaakte van de grote weg van Maastricht naar Roermond. Mogelijk dat dit oorzaak is van de naam Landweg. Het zou echter ook een ‘vertaling’ kunnen zijn van Lend, een belangrijk toponiem dat we later zullen tegenkomen. Rötgensweeg: Genoemd naar een later te noemen toponiem. De naam Middelveld heeft het wellicht te danken aan de ligging tussen twee grote velden in, het Munsterveld en het Lendveld. | ||||
Feurth | 88 percelen als huisplaats (+) | 27,5 morgen 8,5 ha | 108 percelen | 1651-1757 |
Feurth werd tot in het begin van de vorige eeuw als een aparte kern van Susteren beschouwd. Het begon aan de Feurderpoort en de bebouwing eindigde iets verder dan de huidige Lesschenbroekstraat. De bebouwing was nagenoeg even breed – en was er ook een voortzetting van – als dat van de Marktstraat. De toponiemen rondom deze kern als ook de bebouwing geven aan dat hier mogelijk sprake is van een zeer oude nederzetting. Immers er is sprake van een lintbebouwing langs een doorgaande weg, ten zuiden ervan vinden we toponiemen als Lesschenbroek en Koye (Koeweide), wat er op duidt dat dit natte gebieden waren, die gebruikt werden als hooi- en weideland. Ten noorden ervan vinden we velden als Munsterveld en Middelveld, welke gebruikt werden als akkerlanden. De weg kruiste nog de Rode Beek bij de Feurtherpoort, alwaar een voorde lag. Aan deze voorde dankt Feurth haar naam. De Feurthstraat lijkt nagenoeg een terrasrand te volgen. Alleen bodemvondsten kunnen ons verder duidelijkheid verschaffen. Leschenbroek: Een toponiem dat wel genoemd wordt maar niet beschreven. De gronden waren kennelijk van dergelijke kwaliteit dat het braak bleef liggen, althans formeel niet uitgegeven. Dit broek grensde aan de zuidoost zijde van Feurth. De oudste vermelding van Feurth is uit 1402: Voerde. Dit woord – nu als voorde geschreven – wijst op een doorwaadbare plaats in een beek en dit kan alleen maar de Rode Beek zijn. Dit was zeker in een ver verleden een belangrijk punt; immers hier kruiste een weg met een beek. Hier kon men gemakkelijk van de ene kant van de beek naar de andere. Als Susteren in de 13-14e eeuw versterkt werd, kwam hier dan ook een poort. Dat de beek ook daadwerkelijk langs de Feurderpoort in vroeger eeuwen stroomde, kunnen we afleiden uit een tweetal gegevens. Ten eerste zijn er 15e eeuwse registers met de parochie-inkomsten (1402,1438 en 1464) waarin sprake is van ‘bij de Feurtherpoort langs de beek’. Ten tweede is er een 16e eeuws document waarin er sprake is van ‘het afbreken en hoger bouwen van een gewelf aan de stadspoort, waaronder vele jaren de beek voldoende en ruime loop heeft gehad’. Opmerkelijk is dat zelfs in dit meetboek nog een spoor van de oude situatie – die al drie eeuwen niet meer bestond – tegenkomen. Bij de beschrijving staat het laatste perceel aangegeven met huisplaats dat het grensde aan de beek! Dit toont wel dat men sinds eeuwen percelen op deze manier beschreef en dat men vaak klakkeloos overschreef wat in een ouder meetboek stond. | ||||
Taterbend (Taterbeemden) | Het bestaat geheel uit beemden. | 46,5 morgen 14,5 ha | 58 percelen | 1758 – 1815 |
Dit beemd gebied ligt geheel in het noordwesten van het beschreven ‘Susterense veld’. Het grenst aan de Dieterbos en aan de Melisgraaf, de graaf die Echt en Susteren scheidde. Ze grenst o.m. ook aan het Lendveld. Het merendeel (44) van de percelen grenst aan het Dieterbos. Hetgeen erop duidt dat het een langwerpig gebied wellicht is. Mühlisgrab: onder deze naam wordt de Melisgraaf vermeld. Taterbosch. In een document uit 1464 treffen we deze naam aan. Evenals het toponiem Dieterderbosch treffen we geen vermeldingen van perceelbeschrijvingen aan. Deze gebieden hebben dan ook tot de woeste gronden behoord, die verder niet ontgonnen waren. De naam wordt wel in verband gebracht met ‘tateren’ (oud woord voor zigeuners). Alhoewel mogelijk – denk bijvoorbeeld aan het ‘Zigeunerbeekje’ als een van de benamingen voor de Middelsgraaf – lijkt een verband met ‘toter’ (modder) en de Dieter en Doortnamen meer voor de hand liggend. De naam is in verband te brengen met de vele Dieter en Doord namen die we in een relatief groot gebied aan treffen. | ||||
Kukamp (Koekamp) | Bijna de helft bestaat ‘busch’ (bos), de ander bestaat uit akkerland | 21 morgen 6,5 ha | 13 percelen | 1816-1828 |
Het toponiem wordt begrensd door o.m. de Taterbend en de Dietterbusch. Het klooster Hocht bezat hier de 10 morgen bos en tevens 6,5 morgen akkerland. Een kamp is een met sloten of anderszins afgepaald gebied. De naam lijkt dus afgeleid te zijn van een afgepaald weidegebied voor koeien. Men vindt ook wel voor dit toponiem ‘Koye Kamp’en dat betekent dus hetzelfde. Het is dus niet afgeleid van een (schaaps)kooi maar van koeien-kamp. Zie ook het toponiem Koye hieronder. | ||||
Oberhorst | Bestaat geheel uit akkerland | 25,5 morgen 8 ha | 34 percelen | 1829-1860 |
Het veld grenst aan Lauerbruch (Louerbroek), de Louerstraat en de Kromstraat. Volgens G. van de Berg is deze naam betekent deze naam ‘ooievaarsnest’. In een document van 1287 wordt dit veld Oydeborehorst genoemd (HMK 1984,1). Het is oudste vermelding van een veldnaam in Susteren. Jan Buckx meent dat horst een met struikgewas of kreupelhout begroeide hoogte is in de nabijheid van broeken of slenken. Gezien de ligging van het veld klopt dit aardig. Het begrip Ober benadrukt het hoger liggen. Wellicht dat de combinatie van beide de oplossing biedt? | ||||
Lenth | Bestaat geheel uit akkerland, zij het dat er één weitje lag | 160 morgen 49,5 ha | 221 percelen | 1861 - 2079 |
Dit grootste veld in Susteren lag aan de Kromstraat, tegen Taterbeemd, grensde aan de Melisgraab, aan Pissum, Pissumbroek en Rötghen. Melisgraaf: bij de Taterbeemd werd de Mühlisgraaf vermeld. Ongetwijfeld wordt hier dezelfde graaf bedoeld, de huidige Middelsgraaf. Melis is wel een voornaam, maar logischer zou zijn als we de herkomst van de naam aan een plant toeschrijven. De naam Middelsgraaf is wellicht een verbastering van Melisgraaf, toen men de herkomst niet meer herkende. Krudtacker (Kruidakker):een toponiem binnen het Lendveld (20 percelen, 3½ ha). Het toponiem spreekt voor zich. Jan Buckx meende slechte akker met veel onkruid. Endenpohl (Eendenpoel). Er lagen akkers op Lenth deels grenzend aan de Landstraat (Oude Rijksweg Noord), de Kromstraat en Röthgen, welke ‘tegen de Eendenpoel’of ‘aan de Eendenpoel’ lagen. Het betreft een gebied van 4,5 ha. Gerichtsplatz (Gerechtsplaats). De stadsarmen bezaten een perceel op Lent met als begrenzingen de Taterbeemd aan de Melisgraaf, de Landstraat én de gerechtsplaats. De gerechtsplaats zelf wordt echter zelf niet beschreven. Dit zal de plek zijn geweest waar de galg geplaatst was. Of hij daadwerkelijk gebruikt is, daarover is niets bekend. Pissum. In het meetboek wordt dit toponiem slechts vermeld als aangrenzend gebied. Het wordt niet beschreven en is dus kennelijk lang, mogelijk zelfs tot in de 18e eeuw gemeenschappelijke grond geweest. Het is dan ook merkwaardig dat dit toponiem een van de oudst vermelde in de documentatie is. Immers in 1302 oorkonden de schepenen van de stad Susteren dat de dekanes en het convent zeven morgen land te Pissum in pacht hebben gegeven. Mogelijk dat dit een perceel was gelegen op Lenth tegen het Pissumbroek aan. Dit perceel wordt wel in het meetboek vermeld, maar is slechts amper vier morgen groot. De herkomst van de naam is moeilijk te bepalen. Op basis van de latere aanduiding ‘Op Lind’ meende Jan Buckx hierin ‘zachte grond’ te herkenen. Hij denkt ook nog aan lintvormig. De schrijfwijze 1400 – 1800 voor het toponiem is Lenth (Leynt, Lendt). Wellicht dat dit veld samen met Middelveld en Munsterveld in de ontstaansfase samen een groot veld gevormd hebben en dat had de eenvoudige naam ‘land’, zoals het wellicht nu nog gebruikelijk is om ‘nao ’t lendje te gaon’. Lenth is dan een overblijfsel van de namen uit de ontstaansperiode. | ||||
Röthgen (Reutje) | Het was geheel akkerland, op een perceel Holz (Hout) na | 16 morgen 9,5 ha | 96 percelen | 2080-2175 |
Dit veld grenst aan Lenth, Pissumbroek, aan de Kromstraat en ‘aan de huizen’ (van de Hei). De Röthgensweeg, welke we al in het Middelveld tegenkwamen liep ook door dit veld. Röthgen behoort tot de rode, rade namen, zoals Wolfrath. Het betekent ‘ontgonnen land’. Er worden een zestal huizen genoemd: 2165 Jacob Craenen twee huizen 2166 Gerard Wijnen 2167 Herman Claessen 2168 Arnold Claessen 2172 Stephan Wijnen We nemen aan dat dit de bewoning is aan de noordelijke zijde van de huidige Heidestraat. Een beschrijving van de andere zijde is niet in het meetboek opgenomen. Ook hoeve IJzerenbosch wordt niet vermeld – al bestond die toen zeker al een eeuw. Hoe groot de bewoning van de Heide eind 18e eeuw was blijft in nevelen gehuld. Een halve eeuw later stonden er 26 huizen op de Heide met 140 inwoners. Maar toen was de bevolking bijna verdubbeld (Lijst 1799 vermeld bijna 1000 personen en rond 1840 ca. 1800). Zo gezien kan het aantal huizen op de Heide tien à vijftien zijn geweest. | ||||
Heid feldgen (Heideveldje) | Het bestaat geheel uit akkerland | 24 morgen 7.5 ha | 41 percelen | 2176 – 2216 |
Het veld lag aan het Pissumbroek. Een enkel keer vonden we ook Susterbroek. | ||||
Koye | Het bestond geheel uit akkerland | 48 morgen 15 ha | 92 percelen | 2217 - 2308 |
Koye (en niet Opkoye, zoals men heden ten dage meent de veldnaam te moeten schrijven) grensde aan Broek, Leschenbrouch, Rijd Bend. Rijdstraat: Wellicht begon deze aan de IJsstraat (nu: Stationsstraat) en volgende het tracé van de Vincentiuslaan gedeeltelijk . Vervolgens liep ze met een boog om Koye heen en kwam uit in het huidige tracé van de huidige Rijdstraat. (Interpretatie Tranchotkaart) Am Falderen: aan het valderen, een slagboom of hek, om het vee van de akkers en velden te houden. Dit valder stond ongeveer aan het einde van de huidige Feurthstraat of Marialaan. Volgens de Tranchotkaart liep daar een weggetje het toenmalig veld Koye op. De naam Koye is ontstaan uit Koeweide. De oudste vermelding (1402) luidt dan ook Cuweide en via Kuwen, Kuij belanden we uiteindelijk bij Koye. | ||||
Kuikuikskamp | Deels beemd, deels land | 1,5 morgen ½ ha | 3 perceel | 2309-2311 |
De kamp grensde aan een kant aan Leschenbroek en de andere kant de straat (?Rijdstraat). Ze grensde ook aan Morins kampgen. Dit laatste is wellicht het laatste perceel van Koye. Het begrip ‘kampgen’ duidt er op dat het een oude naam is, nog uit de tijd dat het gebied niet als akkerland gebruikt kon worden, maar zoals de naam Koye zelf ook zegt als weide en hooiland diende. De naam Morins is niet aangetroffen in de documenten. De herkomst van de naam Kuikuik is wellicht wel aan te geven. In 1350 oorkonden schout en schepenen der stad Susteren dat Goswijn, genoemd Kuykuyc, heet verkocht aan Johannes, ganaamd Suytmimie een ieder jaar aan het altaar van St. Paulus in de kerk van Susteren te leveren rente van drie vaten roggen uit zijn hofstede. Het zal deze Goswijn geweest zijn die die kamp in het midden van de 14e eeuw in zijn bezit heeft gehad en er zelfs zijn naam aan heeft gegeven. De neerslag van deze kamp is in ons huidig stratenpatroon: Keukelsweg. | ||||
Rijth Bend (Rijdbeemd) | Geheel beemden | 68 morgen 21 ha | 44 percelen | 2312-2355 |
Het gebied grensde aan Koye en Heulst . De Rijth Bend behoort tot een aaneengesloten gebied van ca. 56 hectare met grond die van minder kwaliteit is ofwel gronden die minder oplveren. Er is een regeling getroffen dat akkerland in dit gebied de helft van de gebruikelijke heffingen hoeft te betalen en voor gronden die anders in gebruik waren hoefde men slechts een derde te betalen. Dit gebied loopt tot en met de Depen Koul. Rijth is een veel voorkomende naam, ook bij Gebroek komen we deze veldnaam tegen. Wellicht dat hij afgeleid is van de naam van een gegraven sloot (graaf). | ||||
Buschweseth | ‘busch’ gebied | 34 morgen 10,5 ha | 1 perceel | 2356 |
Dit perceel lag aan de Erdweeg (Aardenweg) en grensde aan de Rijdstraat (en het Feld). In dit gebied ligt nu Kavinksbosch. Het was geheel eigendom van het Kapittel en deze moest voor 20% belasting betalen over dit perceel. Dit perceel werd ook Convents Busch genoemd. Mogelijk dat deze benaming ten grondslag ligt aan de naam van de begin 20ste eeuwse woonwijk Kavinksbosch. | ||||
Busch | Weide en akkerland, één houtgewas | 24,5 morgen 7,5 ha | 31 percelen | 2357-2387 |
Dit gebied grensde aan het zojuist genoemd Conventsbos en aan de andere kant aan ‘het straatje’. Met dit laatste zal wel de huidige Buschstraat bedoeld zijn. Later grensde het aan het ‘veld’. Wellicht dat hiermee het Buschveld bedoeld is dat we op de Tranchotkaart ingetekend zien. Dit laatste veld wordt wel niet beschreven in het meetboek. Wat belastingen betreft zien we dezelfde regeling als bij de Rijth Bend. Zie ook het volgende toponiem. | ||||
Kulenbend | Beemd, akkerland en weide | 24 morgen 7,5 ha | 24 percelen | 2388- 2411 |
Zestien percelen lagen in ‘die Busch und Koulenbeemd.’ We kunnen ons voorstellen dat Koulenbeemd oorspronkelijk een toponiem binnen de Busch geweest is, waardoor het onduidelijk bleef tot welk toponiem diverse percelen behoorden. Wat belastingen betreft zien we dezelfde regeling als bij de Rijth Bend. | ||||
Rijth | Houtgewas (vooral) en beemd | 12 morgen 3,5 ha | 7percelen | 2412-2417,5 |
Het gebied grensde aan het Heulst en aan het Heerenstraatje bij het toponiem ‘Diepen Pohl’ (Diepe Poel). En natuurlijk aan de Rijthbeemden. Wat belastingen betreft zien we dezelfde regeling als bij de Rijth Bend. | ||||
Hoogenkamp | akkerland | 5,5 morgen 1,5 ha | 9 percelen | 2418-2426 |
Het grensde aan het Herrensträsgen (Heerenstraatje) en Schoutenheggen en wellicht aan het vorige toponiem, alhoewel dat niet direct volgt uit het meetboek. Wat belastingen betreft zien we dezelfde regeling als bij de Rijth Bend. | ||||
Schoutenheggen | akkerland | 6,5 morgen 2 ha | 11 percelen | 2427-2436,5 |
Schoutenheggen grenst aan het vorige veld en aan het volgende bosgebiedje. Het grenst ook aan de ‘weeg’, wellicht is de IJsstraat bedoeld. Schoutenheggen Wey. Deze wei –naar ik aanneem – grenst aan Schoutenheggen. Het wordt echter niet beschreven. Op de kaart van 1903 wordt het wel vermeld. Wat de naam betreft spreekt het voor zich: heggen – met een haag omgeven of begrensd en schout – de plaatsvervanger van de hertog van Gulik in het stadsbestuur van Susteren. Deze is wellicht eigenaar geweest van het gied in een vroegere tijd. Wat belastingen betreft zien we dezelfde regeling als bij de Rijth Bend. | ||||
Depen Pohl | houtgewas | 10 morgen 3 ha | 6 percelen | 2437-2442 |
Dit bosgebied grensde aan het vorige en aan de IJsstraat. Diepe Poel duidt er wellicht op dat het gebied bij veel regen onder water liep en dat het water langere tijd kon blijven staan – dit in tegenstelling tot ‘koel’- namen. Wat belastingen betreft zien we dezelfde regeling als bij de Rijth Bend. | ||||
Matmans Roth | Akkerland | 6,5 morgen 2 ha | 13 percelen | 2443-2455 |
Dit veld grensde aan het vorige bosgebeid en het volgende veld. Het lag langs de IJssstraat, waaraan alle percelen grensden. Het dankt zijn naam mogelijk aan een zeker Matman. De naam is echter volstrekt onbekend in de Susterense documentatie. | ||||
Tiegelcamp | Akkerland | 3 morgen 1 ha | 6 percelen | 2456-2461 |
Ook van dit veld grensden alle percelen aan de IJsstraat. Het laatste perceel grensde ook aan de beek (Rode Beek) en de Lackgraaf Lackgrab. Deze graaf vormde de grens tussen Susteren en Isenbruch. Later vindt men dit toponiem onder de naam Tegelkamp. Het is echter niet duidelijk waar het begrip mee te maken heeft. Gezien de relatief kleine oppervlakte kan men aan een familienaam denken. | ||||
Karkenscamp | Kamp, houtgewas en weide | 4 morgen 1,5 ha | 4 percelen | 2462-2465 |
Dit toponiem grenst aan de Rode Beek, de IJsstraat en de grens met Nieuwstadt. We zijn hier dus even de Rode Beek overgestoken. | ||||
Lunussbach an die | Beemd | 1,5 morgen 0,5 ha | 3 percelen | 2466-2468 |
Deze drie percelen staan als ‘aan de Lunussbeek over de beek’ en aan de grens met Nieuwstadt. De enige beek die daar stroomt is de Rode Beek. De Saeffelerbeek stroomt onder Huis Schaesberg bij Isenbruch ter hoogte van Nieuwstadt in de Rode Beek. Dit betekent welhaast dat de Rode Beek ook lokaal de Lunusbeek genoemd zal zijn. De naam Rode Beek wordt in het hele meetboek niet genoemd; er staat steeds ‘bach’. Er is mij slechts één document vóór 1800 bekend waarin de beek men naam genoemd wordt: 1792 Urbeeker of Rothenbacher hof (hof en molen). Toch bestond de naam Rode Beek toen al, namelijk op een gravure van Nieuwstadt uit 1654 , staan de Roo beeck en de Geleynen beeck ingetekend, weliswaar verkeerd om. De vermelding Lunusbeek voor Rode Beek betekent natuurlijk ook niet dat ze eind 18e eeuw zo genoemd werd. Mogelijk dat de naam al eeuwen in onbruik geraakt was, maar dat de naam in het meetboek toch steeds gekopieerd werd. Voorlopig is de mogelijkheid reëel dat de Rode Beek in Susteren in vroeger eeuwen de Lunusbeek genoemd werd. | ||||
Hölst (Heulst) | akkerland | 41 morgen 12,5 ha | 72 percelen | 2469-2540 |
Volgens het meetboek grensde het Heulst aan de Isstrass (Stationsstraat) en aan het Leschenbroek. De oudste vermeldingen vinden we bij de beschrijvingen van de lenen van de heerlijkheid Dieteren. Er waren twee lenen gelegen op ’t Heulst. Rond 1500 waren Gort Herberich en Johan Wammus van Eyck de leenmannen. Een beschrijving van de lenen is bekend uit 1595. Een leen lag aan ‘falderen’ op ’t Heulst. Uit een document uit 1546 blijkt dat er nog twee toponiemen lagen: Bremert en Bovenkamp. | ||||
Meer | Beemd en akkerland | 66 morgen 20 ha | 88 percelen | 2541-2626,5 |
Meer voornamelijk beemd Kleine Meer ( 2581-2596; 3 ha) en de Grote Meer (2597-2620; 6 ha) bestaan bijna geheel uit akkerland. Wellicht zijn de namen kleine en grote ontstaan doordat er binnen een gebied met beemden twee grote stukken akkerland ontstonden die zelf weer van elkaar gescheiden waren door ruim een hectare beemd –althans zo zou men de beschrijving kunnen interpreteren. Wanneer we echter de Tranchot kaart bekijken kunnen we beter bepalen wat men bedoeld heeft. De Grote Meer ligt langs de IJsstraat (nu: Stationsstraat). De Meer zelf ligt vooral langs de Rode Beek. De Kleine Meer ligt tussen beide in en tussen de Grote en de Kleine Meer is ook het gebiedje met beemden te zien De benaming meer hangt samen met moor – moeras. Dit blijkt ook nog wel uit het gebruik van de gronden eind 18e eeuw. Namelijk meer dan de helft – voornamelijk langs de Rode Beek gelegen gronden – waren nog als beemd in gebruik. | ||||
Muhlenfeld (Molenveld) | Voornamelijk akkers, enkele beemden | 21 morgen 6,5 ha | 34 | 2627 - 2660 |
De naam Molenveldje is afkomstig van de molen die tot eind 15e daar ergens aan de Rode Beek gestaan heeft. Volgens getuigenverklaring was de molen tot die tijd gangbaar. Molen van abdis en capittel. In 1576 wordt een document opgesteld om met getuigenverklaringen aan te tonen dat het stift een koren- en oliemolen op ’t Root heeft gehad, een dwangmolen voor de mensen ‘binnen kapittels gracht, mensen van’t Root en van de Hochterhof (Louerhof). Er woonden in die tijd vijf huisgezinnen bij de molen. Waub Janus zei dat ze vier jaar was tijdens de Gulikse-Gelderse oorlog en dat zij de molen nog had zien malen. Zij was ongeveer honderd jaar. Het is deze molen waaraan het Molenveld zijn naam dankt, evenals de oude namen achterste en voorste Molenstraatje en uiteraard de huidige Molenveldweg. | ||||
Eisenbrucher bend (Isenbroekerbeemden) | 4 à 5 ha houtgewas en overige beemd (28 ha) | 105 morgen 32,5 ha | 101 percelen | 3543-3643 |
Dit gebied bevat nog meerdere toponiemen: Sump (5 ¾ ha) beemden. Sump = moeras . In de Sump lagen weer enkele benamingen nu gegeven aan één perceel: Lauver bend: zo heette een beemd van bijna 3 ha welke toebehoorde aan de keurvorst (hertog van Gulik). Er naast lag de veel kleinere Stadsbeemd (3/4 ha) zo genoemd omdat de stad eigenaar was. De Sump grensde aan de Eisserenbusch. Of met Eissenbrucherbusch hetzelfde bedoeld wordt of dat het weer net een ander perceel bos is wordt niet duidelijk. Lauwergath (Louwergat, 3/4 ha). Mogelijk dat de hof te Louw hier lang geleden eigendommen heeft bezeten Stacken Camp (3 ¾ ha) St. Anna Camp (1,5 ha). De naam heeft te maken met het St. Anna altaar in de parochiekerk en de broederschap die eraan verbonden was. Vier naast elkaar gelegen percelen, allemaal even groot, moesten jaarlijks elk het St. Anna altaar 2 kop rogge en 1 quart geven. Dit altaar dat tot begin 16e eeuw bestaan heeft, want toen heeft Jan van Steffensweert nog een St. Anna te Drieën gemaakt. Van dit beeld zijn nog fragmenten over, waarvan men nu de reliekhouders van Benedicta en Cecilia heeft gemaakt. De percelen lagen aan het Herrensträsgen Caten Camp (1,5 ha) Eissenbrucher bend und holtz (6 ha) Pfafengärtgen (pastoorstuintje). Een aantal percelen in de Isenbroekerbeemden in de buurt van het Louwergat grensden aan dit toponiem. Van een tuin en/ of bezit van de pastoor aldaar is verder niets bekend. De pastoor had wel een perceel deels bos, deels beemd maar dit kwam in de lijst een stuk verder, maar kan natuurlijk wel grenzen aan de percelen. Herrensträsgen (Herenstraatje). Deze weg liep in die tijd nog dood waar de Isenbroekerbeemd grensde aan ’t Broek. Men wil deze straatnaam wel in verbinding brengen met de grote heerbanen in de romeinse tijd. Echter dit komt weinig geloofwaardig over. Weegbend (Wegbeemd) is een toponiem dat slechts als begrenzing gegeven wordt. Haberbend (haverbeemd). Een aantal percelen worden haverbeemd genoemd en zijn belastingvrij. Het toponiem Isen. Isenbroekbeemden is wellicht een gebied met beemden aan (het) Isenbroek. Het woordje het staat tussen haakjes omdat Isenbroek kan verwijzen naar de plaats Isenbroek, dat vlakbij is gelegen, ofwel naar een veldnaam het Isenbroek. Het gebied met beemden ligt inderdaad aan het Susterderbroek, in het meetboek ook Susterbroek genoemd. Het is vrijwel zeker dat dit broek in 1610 nog het Isenbroek werd genoemd. In een jaarrekening uit dat jaar voor de hertog van Gulik van het ambt Born. We vinden tweemaal ‘te Susteren, Dieteren, Isenbroek en Baakhoven’. Eveneens tussen Susteren en het Isenbroek en tenslotte de tienden in het Isenbroek. De plaats Isenbruch behoorde tot een ander ambt en had ook niets met Susteren te maken. Isenbroek moet dus wel een oudere naam van het Susterderbroek zijn geweest. Naast Isenbroek kunnen we ook IJsstraat (Isstrass) beschouwen als afgeleid van Isen. Elders komen we het begrip IJzerenbosch tegen gebruik voor zowel een hoeve als bosgebied. In het meetboek vinden we eenmaal IJserenbusch tegen. Als begrenzing van percelen in de Sumb vinden we aantal keer Eisserenbusch. Ook het begrip ijseren wordt beschouwd als afgeleid van Isen (via Eisen = ijzer). We zullen op het begrip Isen terugkomen bij de veldnaam Elsen. |
Naam | Gebruik (morgen) | Grootte (morgen) | Aantal percelen | Nummers Meetboek |
Tulewei | beemd | 3 morgen 0,5 ha | 4 | 2666 – 2669 |
Deze beemden liggen langs de Rode beek en de buitenste gracht om Susteren heen. Het toponiem was vooral bekend omdat hier schutterij Sebastianus het jaarlijks koningschieten hield. In 1785 wordt de schutterij eigenaar van een perceel, welke ze overnemen van Tobias Meuffels. De Schampscamp, elders genoemd, grensde met een kant aan de stadsgracht, met de andere aan Tulewei, het molenplaatsje en de straat. | ||||
Pas (auf den Pasch) | Akkerland met voornamelijk langs gracht, beek en Rulgraaf beemd | 24 morgen 7,5 ha | 37 | 2670- 2706 |
Dit toponiem werd o.m. begrensd door de stadsgracht en de Rode Beek. De ‘Rulgraaf’ liep er doorheen. Bijna alle percelen waren wel verplicht aan kapittel , kerk of altaar een betaling te doen. | ||||
Kirchen Pass (der) | Akkerland en beemd langs de beek | 10 morgen 3 ha | 9 | 2706,25 - 2712 |
Grenst aan de Rode Beek en Saldenswei. Hoe het begrip ‘kerken’ er verklaard moet worden is een raadsel. Wanneer het toponiem Pas overgaat in Kerken Pas zien we dat de kerk geen rechten meer heeft op de percelen Ook met het Paapmunster, mogelijk een parochiekerk vóór de 14e eeuw, is geen relatie te leggen. Het grootste perceel, bijna de helft behoorde aan de ‘stads armen’. | ||||
Elsen (in de) | Deels akkerland, deels beemd, weide | 60,5 morgen 18,5 ha | 38 | 2713 – 2749 |
Het strekt zich uit tot aan de grens met Nieuwstadt en raakt aan vele toponiemen o.a. Paapmunster, Muschenbroek en Paulus kamp. Papmunster Het begrip wordt (waarschijnlijk) in het meetboek niet echt als toponiem gebruikt, maar als verkorte versie van ‘rector van Papmunster’. Wel is hieruit later (ca. 1900) het toponiem Papenmunster uit ontstaan. De eigendom betrof een kamp van bijna 2 ha en lag niet ver van de grens met Nieuwstadt af.. Zie ook Pauluskamp onder Mussenbroek. Papmunster lijkt in de 15e eeuw (1402,38 en 64) wel als toponiem voor te komen. Merkwaardig genoeg wel met het voorzetsel te of in. Saldens wei , een wei van 5,5 ha (18 morgen), in dit gebied gelegen wordt wel onder zijn eigen naam genoemd. Het kent drie eigenaren: schepen van Susteren Jacob Backhaus, geheimraad van Grein en H. de Frain uit Maastricht. De wei grenst aan de Rode Beek en Nieuwstadt en de Armen Kamp. Elsenstraatje en Elsenstraat. Beide namen komen naast elkaar voor en ik neem aan dat er twee verschillende wegen mee bedoeld zijn. De tweede is waarschijnlijk de huidige Elsenweg. Clemens Kamp. Deze kamp lag in de Elsen. Maar het werd in het meetboek ook als een apart toponiem gebruikt voor aangrenzende percelen. (zie aldaar). Elsen ligt niet alleen tegen ’t Hout aan maar is ook van het zelfde begrip afgeleid, nl. van een term uit de oude (wellicht Frankische) bosbouw: (h)elsene. Men kan er het Duitse begrip holtz wel in herkennen. Dit begrip komen we natuurlijk ook in de documentatie van Nieuwstadt tegen; immers ’t Hout lag op Nieuwstadts grondgebied. We zien dan ook in de oudste documenten dat Nieuwstadt aan Helsene gekoppeld wordt, mogelijk dat men bij de stichting van Nieuwstadt omstreeks 1270/5 gedacht heeft de nieuwe stad Elsene te noemen, zoals een plaats bij Brussel. We zien ook elders de namen verschijnen: het Limbichterbos –vroeger ongetwijfeld één geweest met Ijzerenbos en ’t Hout – noemde men vroeger ‘de Els’ en ook Holtum is ongetwijfeld van Hout afgeleid. Ook een Elsbroek komt daar voor (1402 en later). | ||||
Palmen Camp | akkerland | 2 morgen 0,5 ha | 4 | 2750-2752,5 |
Het is een klein veld en ligt bij de ‘Nieuwstadtse limiet’. De naam lijkt dan ook ontleent aan een familienaam. Deze familienaam is tot op heden niet ontdekt in 15e eeuwse of oudere bronnen. | ||||
Keerveld (Kehrfeld) | akkerland | 13 morgen 4 ha | 23 | 2755-2777 |
Het wordt omsloten door de grens met Nieuwstadt, de Vloedgraaf wellicht waar ze Susteren binnenstroomt, Papenakker en Palmenkamp. De Limitweeg (grensweg met Nieuwstadt) wordt bij diverse percelen genoemd. Later vinden we hier het toponiem (op het) Schild. | ||||
Clemens kamp | akkerland | 13 morgen 4 ha | 5 | 2778-2782 |
Dit toponiem is afgeleid van een kamp, welke volgens de beschrijving in het meetboek, gelegen was in de Elsen. Het was oorspronkelijk de naam van een perceel, bijna twee hectaren groot en eigenaar van de rector van het beneficie Papmunster, ook wel het altaar van St. Willibrord genoemd. Dit altaar bestond al eeuwen niet meer, maar was wel nog een rechtstitel. Paus Sergius wijdde in 695 Willibrord tot aartsbisschop van de Friezen en gaf hem de naam Clemens. Waarom men de twee namen voor de aartsbisschop naast elkaar gebruikte is een raadsel. | ||||
Mussenbroek (Muschenbrouch) | Akkerland met beemd en tuin | 10 morgen 3 ha | 11 | 2783-2793 |
Dit toponiem grenst aan de Paulus kamp en merkwaardig genoeg grenzen maar liefst vijf percelen aan het Mussenbroek zelf en enkele aan de ‘gemeente’. Het lijkt er dus op dat e nog een onverdeeld, gemeenschappelijke broekgebied van die naam was en dat omliggende percelen deze naam overgenomen hebben. Het reikt tot aan de stadsgracht. Paulus kamp. Zo wordt een perceel genoemd. Dit is een hectare (drie morgen) groot. Deze kamp grenst ook aan de Elzenweg. Op een kaart van begin 20ste eeuw wordt dit toponiem gesitueerd na de bocht bij de percelen met bomen bij huize Dings. De kamp was de enige eigendom van het St. Paulusaltaar in de munsterkerk in Susteren, behalve twee percelen in de Taterbeemd. Het was bijna een hectare groot. In 1361 schenkt Wilhelmus van Susteren, priester te Roermond aan Godefridus van Echt , rector van het St.Paulusaltaar, ten behoeve van dat altaar een boomgaard bij Paepmonster. Men is geneigd om deze boomgaard te verbinden met deze Pauluskamp. Indien deze veronderstelling juist is dan kan men de ligging van het Papenmunster (vroeger dus Papmonster) redelijk gesitueerd worden. Het toponiem Mussenbroek komt in de documenten sinds 1402 voor. In hoeverre een relatie met de vogelsoort mussen is te leggen blijft onduidelijk. | ||||
Tuinen bij de parochiekerk | Tuinen en boomgaarden | 2 morgen 0.5 ha | 8 | 2794-2801 |
Ze liggen voornamelijk tussen de Rulbeek (Rulfluss) en de stadsgracht. | ||||
Tuinen tussen de stadsgracht en het Hemelrijk | tuinen | 1 morgen | 8 | 2802-2809 |
De tuinen liggen allen tussen de stadsgracht en de straat, in dit geval de Elsenstraat (Elsenweg). | ||||
Tuinen aan het Hemelrijk | tuinen | 1.5 morgen | 5 | 2810-2814 |
Het grenst aan de Winkelpoort en de Landstraat (de Oude Rijksweg Zuid). | ||||
Hemelrijk (Himmelreich) | Tuinen, akkerland en een boomgaard | 3 morgen 1 ha | 9 | 2815-1823 |
Beemd achter Hemelrijk | Beemd en een houtgewas | 2 morgen 0.7 ha | 5 | 1824-1827,5 |
Papenakker | akkerland | 58 morgen 18 ha | 60 | 2753-2754 2828-2883 |
Een langgerekt veld gelegen langs de huidige Oude Rijksweg Zuid. De percelen ervan grensden aan de Landstraat (ORZ) en diverse, zoals de Vloedgraaf, Rullbeek, Churbuschstraat, Keerveld, Clemens kamp, Mussenbroek. Kluizenaar: Op Papenakker had men uit een ‘gemeente’ een stukje vrijgemaakt om een behuizing voor een kluizenaar te bouwen: “Dieses is aus der gemeinde abgemacht und an Joseph Heinen Eremit uberlassen”. Tot het loon van de gerechtsbode behoorde vier lapjes grond, gelegen op Papenakker, Hoofakker, Bloemendaal en Baakhover Kamp. Twee stukken akkerland, een tuin en een beemd. De naam Papenakker zou afgeleid kunnen zijn van ‘paap’ (pastoor, kanunnik). Uit eigendomsverhoudingen blijkt hiervan echter niets. | ||||
Rulkamp (Rüllcamp) | akkerland | 10 morgen 3 ha | 10 | 2884-2893 |
Dit veld lag langs de Rul (Röl), de Landstraat (ORZ) en de Churbuschstraat. De Rull was (waarschijnlijk) een graaf waarin men bij hoog water in de Rode Beek overtollig water afvoerde. Men zorgde er zo voor dat de overlast binnen het stadje verminderde. Het water werd om Susteren heen geleid naar de Vloedgraaf. Bij Nieuwstadt kende men eenzelfde verschijnsel (de Geleenbeek stroomde door het stadje) alwaar ze Sluisbeek werd genoemd. Ook waar de Rul aan de Rode beek begon trof men een sluis aan. | ||||
Hofakker | Akkerland en enkele tuinen | 15 morgen 4.5 ha | 25 | 2894-2917 |
We vinden dit toponiem op de kaart van 1903 terug als Hoofakker. | ||||
Bloemendaal (Bloemendahl) | Akkerland en beemd | 6.5 morgen 2 ha | 10 | 2918-2927 |
Hostard | 84 morgen 26 ha | 121 | 2928-3048 | |
Hazenkamp (Hassen camp).Van Haas. Een andere optie is dat de naamafgeleid is van een vroegere eigenaar. Rond 1400 woonde een familie Haes in Susteren. In 1422 wordt ene Henrich Haes vermeld. Het toponiem verschijnt sinds 1402. | ||||
Huef | Akkerland | 41 morgen 12.5 ha | 27 | 3049-3076 |
Een perceel werd het Chretz kempgen genoemd (waar nu de schuttewei is aan de Baakhoverweg). Rond 1900 vinden we hier Kreutz kempgen. De naam is wellicht afgeleid van een (familie)naam, alhoewel we ook met de gedachten spelen van ‘een kleine kamp bij het wegkruis’ ‘kruutskempke’. Huef ( uitgesproken als häöf?) winden we op de kaart van 1903 terug als (op de) Hoof. | ||||
Craekamp (Craecamp) | Akkerland en beemd | 3 morgen 1 ha | 1 | 3077 |
In 1903 wordt het Kraaienkamp genoemd, waarbij een relatie naar de vogel kraai gesuggereerd wordt. Gezien we hier echter met een ‘kamp’naam te maken ligt het er duimendik op dat Crae hier voor een familienaam staat. De Familienaam (de) Crae of Crahe is een oude familienaam die in Susteren voorkwam. | ||||
Rijkskampveldje (Rekskampfeldgen) | Akkerland en beemd | 23 morgen 7 ha | 1 | 3078 |
Dit perceel bestond ongeveer voor de helft uit akkerland en de helft uit beemd. Het lag aan het Reeksstraatje en grensde aan de Vloedgraaf. Het was geheel eigendom van het kapittel. De beemd behoorde tot het Eigenleen. De naam werd wel in relatie gebracht met de domeinen van het rijk in de Franse tijd. Aangezien de naam beduidend ouder is dan de gebeurtenissen rond 1800 is dat onmogelijk. | ||||
Reeks (Reks) | Houtgewas | 13,5 morgen 4 ha | 1 | 3079 |
Was een perceel met bomen (houtgewas). Het behoorde eveneens aan het kapittel. | ||||
Kesselbeemd (Kesselbend) | Beemd | 10 morgen 3 ha | 16 | 3080-3095 |
Het stift had inkomsten uit het Kesselsleen. Dit omvatte ca 11,5 hectare grond in de omgeving van Baakhoven. Wellicht dat de naam te danken is aan de familie Kessels, die in het Roosterense een belangrijke rol gespeeld hebben. Wellicht hebben één of meerdere percelen in de Kesselbeemd behoord aan het Kesselsleen. | ||||
Eigenbeemd (Eigenbend, in die Eigen) | Beemd | 24 morgen 7,5 ha | 20 | 3096-3115 |
Das Schloss (het slot). Een perceel (3097) groot ¾ ha was met een graaf (sloot) omgeven. Tot voor enkele decennia was dit verschijnsel nog in het landschap te herkennen. Het lag tussen de Volmolen en Dieterdermolen aan de Rode Beek aan de zijde van Baakhoven. Er is verder niets bekend van dit verschijnsel.Aangezien er nogal eens stenen naar boven kwamen, kan hiereen of ander gebouw ooit gestaan hebben. Het perceel naast ‘het slot’ was 1 ha groot en werd die Dijcken (de dijk). Ook had het stift inkomsten uit het Eigerleen of Eigenleen. Uit 1748 is een lijst van eigenaars van de beemden in de Eigen, welke in het zogenoemde Eigerleen horen. Het was 14 bunder (11,5 ha) groot en bestond uit de beemd in het Rijkskampveld, beemd en akkerland van het St. Catharina altaar op het Hoogveld en vervolgens (waarschijnlijk) twaalf percelen in de Eigenbeemd, welke wel door hun grootte te herkennen zijn, echter wel vaak afwijken. | ||||
Muhlenbeemd (Muhlenbend) | beemd | 35 morgen 11 ha | 26 | 3116-3137 3209-3212 |
Hoogveld (Hochfeld(gen)) | Akkerland en een weinig beemd | 39 morgen 12 ha | 17 | 3138-3154 |
1402: Hoevelt | ||||
Bonenkamp (Boonencamp) | Deels wei deels akkerland | 18 morgen 5,5 ha | 17 | 3155-3171 |
Stenen brug: Deze werd bij het eerste genoemde perceel vermeld. Het is de brug over de Vloedgraaf bij de ‘waterzuivering’. | ||||
Baakhoverkamp (Backhoferkamp) | Beemd, akkerland en wei | 23 morgen 7 ha | 24 | 3172-3195 |
De ‘Gerichtsbode Schutzhovel’ was een klein perceeltje dat tot de inkomsten van de gerechtsbode behoorde. | ||||
Baakhoverhoogveld (Backhoverhochfeld) | Akkerland en enkele weiden | 58.5 morgen 18 ha | 35 | 3196-3230 |
Keukelaar (Köckeler) | beemd | 20.5 morgen 6.5 ha | 28 | 3231-3258 |
Baakhoverveld (Backhover feld) | Grotendeels akkerland, ook beemd, wei en bebouwing | 95 morgen 29.5 ha | 60 | 3259-3318 |
Alte Bach. Men vind vooral in relatie met Baakhoven Alte Bach voor de Geleenbeek. Men is geneigd om hier ‘oude beek’ in te zien. In dat geval zou je echter ook verwachten ‘nieuwe beek’ of ‘beek’ zelf. Mogelijk dat het een verbastering is van een oude waternaam. Baakhoven. Dit gehucht is weer gelegen daar waar beemd en weide gebied grenst aan akkerland en natuurlijk niet ver van een water, hier de Geleenbeek. In het meetboek worden vijf opvolgende percelen genoemd als zijn bebouwde huisplaatsen: 1360 Lambert Muhleners met er naast een tuin 1361 en 1362 Mathis Hellebrekers, waarschijnlijk dus één woonhuis 1363 Wilhelm Meuffels 1364 Mathis Busch Mogelijk waren er meer huizen in Baakhoven, maar vielen deze buiten het beschreven gebied. Frest weijen. De laatste percelen van dit gebied worden onder deze naam vermeld. Het is ongeveer 3,5 ha en bijna geheel eigendom van de keurvorst. Het is een beemdengebied. Baakhoven. De herkomst van het woord zoekt men vooral in een combinatie van beek-hof, een boerderij aan de beek. De oudst bekende naam is Baychoven. Het lijkt weinig waarschijnlijk dat men in de 14e eeuw in deze streken voor beek een ‘bach’ vorm gebruikt hebben. Op internet vond ik een andere mogelijkheid. Het begrip ‘bak(e)’ duidt een ‘welving’ of ‘hoogte’ aan. Men kan dan Baakhoven beschouwen als ‘een welving aan de beek’. | ||||
Klein Berkeler | Grotendeels beemd en wei en ook akkerland | 68 morgen 21 ha | 47 | 3319-3351 3353-3366 |
Schrijvers weide (Schreibers Wey): één perceel in Klein Berkeler als weide gekenmerkt. De grootte ervan was 14,5 morgen (4,5 ha) en het behoorde toe aan de keurvorst Een perceel werd de Buigen camp genoemd. | ||||
Körbusch (Churbusch) | weide | 60 morgen 18,6 ha | 1 | 3352 |
Het was eigendom van de keurvorst. In de rekening van 1610 van het ambt Born wordt dit gebied de Kurbischer Kuheweiden (De koeweiden van Körbes) en de abdis kreeg hier 41 goudguldens jaarlijks uit. Naast deze ‘koeweiden’ wordt er ook een ‘Churbuscher Hove bei Backhoven gelegen’ genoemd, welke aan één zijde aan Körbusch grensde. De grootte ervan wordt op 25 bunder geschat. Mogelijk dat deze landerijen dan in het Berckeler veld, waar de keurvorst ongeveer 28 bunder eigendom had. De hof te Curbossche werd als zodanig in 1402 genoemd. De parochiekerk ontving hieruit vier kwarten wijn. Men is geneigd de naam Körbes te zien in samenhang met de er omheen liggende Berkeler velden. Men vindt ook wel eens Kleerbos. Echter er is geen echte aanwijzing voor deze interpretatie gevonden. Het ligt dus voor de hand er een ‘Keurbos’ in te zien. Mogelijk dat dit met een bepaald recht samenhangt. | ||||
Groot Berkeler (Gross Berkeler) | Voornamelijk beemd en weide | 111 morgen 34 ha | 24 | 3367-3390 |
Katzbekkermolen. Perceel 3382 wordt genoemd ‘de Katbekkermolen beemd en wei’. Dat hier Katzbeck ook daadwerkelijk lag blijkt uit de omschrijving van het voklgende perceel ‘naast Katzbeck’. Het bleek ¾ ha groot te zijn en was eigendom van vrijheer van Bentinck. De eigenaar van het nabij gelegen kasteel Wolfrath te Holtum was einde 18e eeuw ‘baron van Bentinck’. Wellicht was deze dus ook eigenaar van Katzbeck. Deze van Bentinck had ook nog aansluitend aan Katzbeck een perceel van 7 hectaren, welke grensde aan Nieuwstadt, de Landstraat (Holtummerweg), de Geleenbeek en de Nieuwstadterweg. Ook Vrijheer van Lerath had een vrij groot perceel tussen de Holtummerweg en de Scheidtstraat, nl. 12 hectare. In een ouder meetboek wordt de oppervlakte 15 hectare genoemd. Het is een beemdgebied. | ||||
Berkeler veld(je) (Berckeler feld(gen)) | Voornamelijk akkerland en weide, ook houtgewas en bos | 100.5 31 ha | 20 | 3391-3409 |
2/3 van dit gebied was eigendom van de keurvorst (22.5 ha). Het gebied grenst aan ’t Körbusch, de Holtummerstraat en de Kamerweide. Zoals al bij ’t Körbusch aangegeven is het goed mogelijk dat deze eigendommen tot de Churbusch hof behoorde. Hiervoor moest men aan de keurvorst jaarlijks afdragen: aan geld 40 goudgulden, 18 malder rogge en 18 malder haver en nog eens 18 malder haver. | ||||
Kamerweide | Weide | 81 morgen 25 ha | 3410 | |
Het grenst aan Körbusch, Berckeler en de straat. Het behoorde geheel aan de keurvorst. Op een kaart van begin 20ste eeuw wordt de Gebroekerweg de Kayerstraat genoemd. Mogelijk dat dit begrip dan eenzelfde herkomst heeft als ‘Koye’. Dit laatste is afgeleid van Koeweide. Mogelijk dat het gebruik van de “Churbischer Kuheweiden” een verder aanwijzing hiervoor is. | ||||
Rijdsbeemd (Rijdsbent) | Beemd | 9 morgen 2.7 ha | 3411-3425 | |
Gelegen aan de grens met Holtum en langs de Geleenbeek. De Geleenbeek werd ook Alte Bach (oude beek) genoemd. Het is opvallend dat dit toponiem twee maal voorkomt in de beschrijving van Susteren: Een keer gebied Feurth/Heide/IJzerenbos en een keer hier bij Gebroek. De naam is duidelijk gebonden aan de toestand van de grond.. | ||||
Firmeleveld | Voornamelijk akkerland, enkele weiden en huisplaatsen en boomgaard | 88.5 morgen 27 ha | 108 | 3426-3533 |
In oude documenten vindt me wel namen voor dit veld die wijzen op “viermolenveld”. Hierbij is onduidelijk of het begrip Firmele een vereenvoudiging is van viermolen of dat het laatste begrip een interpretatie is van het eerste. De naam Viermolen vond ik o.m. te Leuven. | ||||
Broek (Bend in das Brouch) | Beemd, wei en 2 huisplaatsen met boomgaard | 10 morgen 3 ha | 8 | 3534-3541 |
Uit het meetboek volgt dat de bewoning te Gebroek mogelijk uit vijf huizen bestond: 3515 Wilm Schwilliens 3519 Lambert Muhleners 3521 en 22 Christiaan van de Camp 3529 Weduwe Johan Pesgens Paulus (3538 Wilm Schwilliens) 3539 Johan en Mathis Muhleners ieder de helft. De meeste percelen lagen weliswaar in het Firmeleveld. De naam Gebroek is afgeleid van het aangrenzende broekgebied langs de Geleenbeek, welk vooral als beemd in gebruik was. | ||||
Firmelbos (Firmelbusch) | Weide | 9 morgen 2.7 ha | 1 | 3542 |
De wei behoorde geheel aan de keurvorst. | ||||
Eisenbrucher bend (Isenbroekerbeemden) | 4 à 5 ha houtgewas en overige beemd (28 ha) | 105 morgen 32,5 ha | 101 percelen | 3543-3643 |
Dit gebied bevat nog meerdere toponiemen: Sump (5 ¾ ha) beemden. Sump = moeras . In de Sump lagen weer enkele benamingen nu gegeven aan één perceel: Lauver bend: zo heette een beemd van bijna 3 ha welke toebehoorde aan de keurvorst (hertog van Gulik). Er naast lag de veel kleinere Stadsbeemd (3/4 ha) zo genoemd omdat de stad eigenaar was. De Sump grensde aan de Eisserenbusch. Of met Eissenbrucherbusch hetzelfde bedoeld wordt of dat het weer net een ander perceel bos is wordt niet duidelijk. Lauwergath (Louwergat, 3/4 ha). Mogelijk dat de hof te Louw hier lang geleden eigendommen heeft bezeten. Stacken Camp (3 ¾ ha) St. Anna Camp (1,5 ha). De naam heeft te maken met het St. Anna altaar in de parochiekerk en de broederschap die eraan verbonden was. Vier naast elkaar gelegen percelen, allemaal even groot, moesten jaarlijks elk het St. Anna altaar 2 kop rogge en 1 quart geven. Dit altaar dat tot begin 16e eeuw bestaan heeft, want toen heeft Jan van Steffensweert nog een St. Anna te Drieën gemaakt. Van dit beeld zijn nog fragmenten over, waarvan men nu de reliekhouders van Benedicta en Cecilia heeft gemaakt. De percelen lagen aan het Herrensträsgen Caten Camp (1,5 ha) Eissenbrucher bend und holtz (6 ha) Pfafengärtgen (pastoorstuintje). Een aantal percelen in de Isenbroekerbeemden in de buurt van het Louwergat grensden aan dit toponiem. Van een tuin en/ of bezit van de pastoor aldaar is verder niets bekend. De pastoor had wel een perceel deels bos, deels beemd maar dit kwam in de lijst een stuk verder, maar kan natuurlijk wel grenzen aan de percelen. Herrensträsgen (Herenstraatje). Deze weg liep in die tijd nog dood waar de Isenbroekerbeemd grensde aan ’t Broek. Men wil deze straatnaam wel in verbinding brengen met de grote heerbanen in de romeinse tijd. Echter dit komt weinig geloofwaardig over. Weegbend (Wegbeemd) is een toponiem dat slechts als begrenzing gegeven wordt. Haberbend (haverbeemd). Een aantal percelen worden haverbeemd genoemd en zijn belastingvrij. Het toponiem Isen. Isenbroekbeemden is wellicht een gebied met beemden aan (het) Isenbroek. Het woordje het staat tussen haakjes omdat Isenbroek kan verwijzen naar de plaats Isenbroek, dat vlakbij is gelegen, ofwel naar een veldnaam het Isenbroek. Het gebied met beemden ligt inderdaad aan het Susterderbroek, in het meetboek ook Susterbroek genoemd. Het is vrijwel zeker dat dit broek in 1610 nog het Isenbroek werd genoemd. In een jaarrekening uit dat jaar voor de hertog van Gulik van het ambt Born. We vinden tweemaal ‘te Susteren, Dieteren, Isenbroek en Baakhoven’. Eveneens tussen Susteren en het Isenbroek en tenslotte de tienden in het Isenbroek. De plaats Isenbruch behoorde tot een ander ambt en had ook niets met Susteren te maken. Isenbroek moet dus wel een oudere naam van het Susterderbroek zijn geweest. De naam komt al in 1402 – als Eysenbrueck – voor. De parochiekerk heeft een bepaalde cijns uit een perceel grond. Naast Isenbroek kunnen we ook IJsstraat (Isstrass) beschouwen als afgeleid van Isen. Elders komen we het begrip IJzerenbosch tegen gebruik voor zowel een hoeve als bosgebied. In het meetboek vinden we eenmaal IJserenbusch tegen. Als begrenzing van percelen in de Sumb vinden we aantal keer Eisserenbusch. Ook het begrip ijseren wordt beschouwd als afgeleid van Isen (via Eisen = ijzer). Het begrip Isen is een vereenvoudiging van het begrip Elsen (zie aldaar). |