Een eeuwigdurende geldlening aan Gerard Schreurs en zijn vrouw Catherine Peskens, wonende in Dieteren, en de verkoop daarvan op “vingt huit thermidor an onze” (16 augustus 1803) Wil Filotti Inleiding In 1786 had het echtpaar Schreurs-Peskens, landbouwers te Dieteren, behoefte aan geld. Banken waren er in die tijd nauwelijks. Een gewone boer of burger kon daar overigens ook niet terecht. Leningen werden wel verstrekt door de adel en kerkelijke instellingen. Het echtpaar was dus gedwongen op een dergelijke geldverstrekker een beroep te doen.1 Op 31 januari 1786 verstrekte Catharina Margaretha Bitter, wonende in Landsberg in het land van Berg, aan Gerardus Schreurs en Maria Catherina Peskens, wonende in Dieteren onder Susteren, een geldlening van drie honderd patacons.2 Over de geldlening was jaarlijks een eeuwigdurende rente van twaalf patacons verschuldigd. Vanwege het eeuwigdurende karakter van de rente behoefde er geen aflossing plaats te vinden. De geldlening en de voorwaarden daarvan werden in een akte van 31 januari 1786 voor het toenmalige gerecht te Echt, Staats Opper-Gelre, vastgelegd. Gerard Schreurs is geboren op 18 januari 1737 te Sittard, hertogdom Gulik en op 81-jarige leeftijd op 23 april 1818 overleden te Susteren. Hij is op 20 februari 1759 te Roosteren getrouwd met Maria Catharina Peskens of Pesgens, gedoopt 20 februari 1734 te Roosteren, Staats Opper-Gelre, en op 57-jarige leeftijd op 28 september 1791 overleden te Susteren, hertogdom Gulik. Het echtpaar Schreurs-Peskens is na hun huwelijk in Dieteren gaan wonen. Daar zijn acht kinderen geboren, waaronder op 17 juli 1771 een tweeling, de jongens Henricus en Theodorus, die zeer waarschijnlijk bij of kort na hun geboorte zijn overleden. In 1786 had het echtpaar ten minste nog vijf levende kinderen, van wie de jongste, Arnold, geboren is op 10 februari 1776.3 Gerard Schreurs wordt op een door Wil Schulpen op basis van het meetboek van Susteren van 1783 opgestelde lijst als eigenaar van grond in Dieteren vermeld. Zijn naam komt echter niet voor op de lijst van eigenaren van huizen.4 De staatkundige situatie in 1786 Zoals we hiervoor hebben gelezen, behoorden Roosteren en Sittard en Susteren in die tijd tot verschillende staten. Midden-Limburg vormde in die tijd staatkundig een lappendeken. Roosteren behoorde oorspronkelijk tot het hertogdom Gelre maar vanaf 1715 tot Staats Opper-Gelre. In dat jaar werd bij het zogenaamde Barrièretractaat een deel van Opper-Gelre, waaronder Roosteren, als generaliteitsland afgestaan aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Sittard en Susteren, en ook Dieteren, behoorden vanaf ongeveer 1400 tot het hertogdom Gulik. Staatkundige indeling Midden-Limburg voor de Franse inval in 1794. https://www.ppsimons.nl/stamboom/kaart_limburg1785-1794-3.htm Staatkundige veranderingen: de Franse tijd In 1792 verklaarde Frankrijk de oorlog aan Oostenrijk omdat Oostenrijk weigerde steun aan gevluchte Franse edelen te staken. Na de overwinning van generaal Jourdan op de geallieerde troepen in de slag bij Fleurus trokken de Franse troepen verder naar het noorden en oosten. In het najaar van 1794 veroverden Franse militairen de hele linker Rijnoever, waaronder in september 1794 ook Roosteren en Dieteren. Staats Opper-Gelre werd in 1795 door de Bataafse Republiek afgestaan aan Frankrijk. Susteren, en dus ook Dieteren, werden in 1798 ingelijfd bij de Franse republiek. Susteren werd na die inlijving bij het Département de la Roer met als arrondissementshoofdplaats Aken ingedeeld. Roosteren bij het Département de la Meuse inférieure met als hoofdplaats Maastricht. Het werden Franse gemeenten en de inwoners werden Franse burgers. De inlijving had ingrijpende gevolgen voor de bevolking. De ambtelijke taal werd Frans. Personen werden aangeduid met ”citoyen”: burger. Er kwamen nieuwe wetten en regels.5 Er werd een moderne, gecentraliseerde en hiërarchische overheidsadministratie opgezet. De revolutionaire Franse tijdrekening en een nieuwe munteenheid werden ingevoerd.6 Er werd een aanvang gemaakt met het op uniforme wijze opmeten en in kaart brengen van grondbezit om eigendomsverhoudingen vast te leggen: het begin van het kadaster. Dieteren, begin 19de eeuw. Beneden de Koppelberg. Het stratenpatroon is tot op heden deels hetzelfde gebleven. Uitsnede uit Kadastrale kaart 1811-1832: minuutplan Susteren, Limburg, sectie F, blad 01 (MIN11107F0) Een volmacht tot verkoop Op 9 april 1803 ondertekende Catherine Bitter, wonende te Landsberg in het land van Berg, een onderhandse algehele volmacht aan de burger Jean Bernard d‘Hasenbach, rentenier, wonende te Effelt, om aan Henrij Clout, juridisch raadsman, wonende te Roermond, een kapitaal van drie honderd patacons ten laste van Gerard Schreurs, landbouwer, en Catherine Peskens, zijn echtgenote, wonende te Dieteren onder Susteren, te verkopen.7 Onder de onderhandse akte staat een verklaring van rechter Steinwarth dat de handtekening van Catharine Margueritte Bitter eigenhandig is gezet. Die verklaring is ondertekend door Steinwarth en voorzien van zijn zegel op 13 augustus 1803 te Ratingen. Steinwarth was rechter van het Baljuwschap van Landsberg, land van Berg. Wat de reden voor de voorgenomen verkoop was, is niet bekend. Mogelijk had Catherine Bitter financiële problemen en/of waren er door de veranderde staatkundige en politieke verhoudingen problemen met de betaling van de rente. Verklaring van Steinwarth onder de volmacht De verkoop van de vordering op Gerard Schreurs en Catherine Peskens Op vingt huit thermidor an onze (16 augustus 1803) verschenen voor Henri Antoine Milliard, notaris te Roermond, en Louis Dirix, notaris te Haelen, de burger Jean Bernard d‘ Hasenbach, rentenier, wonende te Effeld, Département de la Roer, de burger Henri Clout, advocaat, en zijn echtgenote mevrouw Marie Josephe Simon de Vlodrop, wonende te Roermond. Jean Bernard d‘Hasenbach verklaarde als gevolmachtigde van mevrouw Catherine Bitter, rentenierster wonende te Landsberg, buitenland, verkocht en overgedragen te hebben aan Henri Clout en zijn echtgenote Marie Josephe Simon de Vlodrop twaalf patacons aan jaarlijkse en eeuwigdurende rente, overeenkomende met negen en veertig francs en 45 centimes. De hoofdsom waarover de rente verschuldigd was, bedroeg drie honderd patacons, “couronne de France“, gelijk aan elf en een half schellingen per stuk, en overeenkomende met twaalf honderd vijf en dertig francs en vijf en dertig centimes. De rente moest ieder jaar op onze plûviose (in de maand januari) betaald worden door Gerard Schreurs, landbouwer, en zijn echtgenote Catherine Peskens, wonende te Dieteren, ingevolge een akte, opgemaakt voor het toenmalige gerecht te Echt op 31 januari 1786, oude jaartelling. Ook de achterstallige rente vanaf de laatste onze plûviose werd overgedragen.8 De verkoop geschiedde voor een bedrag van drie honderd patacons of twaalf honderd zes en dertig francs, welk bedrag d‘Hasenbach verklaarde ontvangen te hebben van Henri Clout en zijn echtgenote voor het ondertekenen van de akte. De burger Clout en zijn echtgenote erkenden dat d‘ Hasenbach de akte, waarin de vermelde schuld was vastgelegd, aan hen had overhandigd.9 De overdrachtsakte werd in Roermond opgemaakt op vingt huit thermidor an onze (16 augustus 1803) ten huize van Clout en na lezing ondertekend door partijen en de notarissen. Henricus (Henri) Clout is geboren op 4 juli en gedoopt op 5 juli 1752 te Roermond. Hij is advocaat (1783), president van kanton Roermond (1797) en burgemeester van Roermond (1816-1817) geweest, Hij is op 74-jarige leeftijd op 16 juni 1827 te Roermond overleden. Henri Clout is op 13 juni 1797 te Herkenbosch voor de kerk getrouwd) met Maria Josepha Simon de Vlodrop, geboren 24 augustus 1751 te Vlodrop en op 84-jarige leeftijd op 29 februari 1836 overleden te Roermond. Het burgerlijk huwelijk heeft op 9 maart 1798 te Roermond plaatsgevonden. Deel van de akte van verkoop van vingt huit thermidor an onze (16 augustus 1803) Resumé In dit artikel heb ik eerst een geldlening in 1786 van drie honderd patacons van Catharine Bitter, rentenierster wonende te Landsberg, hertogdom Berg, aan Gerardus Schreurs en Maria Catherina Peskens, wonende in Dieteren, beschreven. Vervolgens heb ik de verkoop van die geldlening in 1803 aan Henri Clout en zijn echtgenote Marie Josephe Simon de Vlodrop geschetst. Ook heb ik aandacht besteed aan staatkundige wijzigingen in die periode. Hoe het verder met de eeuwigdurende (!) geldlening is gegaan, is in nevelen gehuld. Noten
|