VISITATIE 1650 DIETEREN.

DIETEREN 1650

Op de eerste juni heeft te Dieteren de visitatie plaatsgevonden, zijn de zaken in ogenschouw genomen en zijn enkele naburen ondervraagd, van wie het relaas en de mededelingen opgetekend zijn als volgt:
De bevindingen tijdens de verrichte visitatie en het in ogenschouw nemen:
Dietheren is een klein dorpje, een gehucht dat zowel in geestelijke als in wereldlijke zaken hoort bij de kerk en de stad Susteren, en daar is een kapel met de titel van de H.Stephanus de eerste martelaar, hetgeen een aanwijzing is voor het feit dat de collegiale kerk voor mannen en vrouwen in Susteren zeer oud is, aangezien ze zeer oude en zeer voorname patroonheiligen kent; het Munster heeft namelijk de H.Salvator (Heiland) zelf, de parochiekerk of kwartkapel de H.Maagd Maria, de kapel bij Papenhoven het H.Kruis, de kapel te Dieteren de H.Stephanus, de eerste martelaar, de kapel die voorheen in Baakhoven heeft gestaan, de H.Catharina; de plek ervan wordt nu nog St.-Catharina-Drieschken genoemd. Die kapel van de H.Stephanus wordt in de rescriptie van de kerken van het landdekenaat Susteren noch bij de hele kerken, noch bij de halve kerken, noch bij de kwartkapellen gerekend, terwijl de parochiekerk van Susteren, waarin de mensen van Dieteren de sacramenten ontvangen, zelf een kwartkapel is; ze heeft geen rector en heeft die ook niet gehad, die erin kanoniek is of was aangesteld, zoals ook de op dit moment verwoeste kapel in Baakhoven die niet heeft gehad. De abdis van het klooster voor mannen en vrouwen heeft de grote tienden, waarvan niemand iets met zekerheid weet, en evenmin van de diensten; de pastoor zegt dat hij in het Dieterse veld ongeveer drie of viereneenhalve bunder akkerland heeft, slecht, zanderig land vol stenen, met geringe waarde, en zeven vrecht beemden; de opbrengsten ervan worden evenwel bij de inkomsten van de parochie Susteren gerekend in de rescripties aangaande de pastoorsambten van het genoemde landdekenaat, op grond waarvan het eerder een plaats van devotie schijnt te zijn dan een kerk met zielzorg, aangezien ze alle sacramenten in Susteren gaan halen en ontvangen. Er is een altaar, met een steen die in het midden van een kruis is voorzien, en naar het schijnt is er een se-pulchrum (rustplaats voor relikwieën) onder dat kruis; er zijn geen dwalen op het altaar; er is ook geen kelk, geen pateen, geen ampul, geen corporale, geen bursa, geen wijwatervat, geen doopvont en geen doopbekken, geen ornamenten die benodigd zijn voor het opdragen van de mis, geen missaal, geen graduale, geen pastorale, geen register van gedoopten, gevormden, gehuwden en overledenen, geen olie voor de zieken, geen chrisma, geen catechumenenolie; vervolgens deelt de pastoor mee in aanwezigheid van de naburen, dat hij van deze zaken bij zijn komst niets gevonden heeft, zijn voorganger Joannes Vorstius ook niet en zijn voor-voorgangers Hubertus Natten en Antonius Gendt evenmin, ja, er had aldaar sinds mensenheugenis niets van dien aard plaatsgevonden, met uitzondering van het feit dat hij zelf een paar tinnen luchters aangeschaft had; er is ook geen "matricularius" of koster, noch is die er geweest sinds mensenheugenis; op dit moment zijn alle inwoners Rooms-Katholiek en ze komen, zoals de pastoor over hen beweert, op zon- en feestdagen in Susteren getrouw naar de mis en de preek, en er is geen enkele geus of ketter. Op het kerkhof is een uurwerk, dat door een nabuur bijgesteld en onderhouden wordt, en deze ontvangt zijn loon uit de gelden van de kerkfabriek, die volgens de mededeling van de pastoor en de huidige kerkmeester ongeveer 150 of 160 gulden belopen. De naburen luiden 's morgens, 's middags en 's avonds. Er is nooit een beenderenhuisje geweest, gezien het feit dat er geen spoor van een beenderenhuisje gevonden werd; het kerkhof is enkele jaren geleden ten tijde van de heer Joannes Vorstius zaliger gedachtenis door de voorganger van de heer Theodoricus Graes, wijbisschop van Luik, gewijd, vanwege de pest, natuurlijk opdat ten tijde van de besmetting de stad niet aangetast werd doordat men lijken naar het kerkhof van Susteren bracht; op dit kerkhof (van Susteren) zijn ze (= de inwoners van Dieteren) voorheen allen begraven, zoals dat nu nog met enkele gebeurt. Zowel de kapel met de toren, als het kerkhof en de graven werden in behoorlijke staat aangetroffen, afgezien van het feit dat de muur hier en daar met takken en twijgen opgelapt was. Op het kerkhof, achter het altaar, heeft een lamme, Hängelen genaamd, aan de buitenzijde tegen de muur een hutje gebouwd, alwaar hij vertoeft.



 
Kent U meer teksten en/of feiten over Dieteren laat het mij dan weten via email.