EEN OVERZICHT VAN HET LAGER ONDERWIJS TE DIETEREN IN DE VORIGE EEUW AAN DE HAND VAN GEGEVENS, ONTLEEND AAN HET GEMEENTE ARCHIEF VAN SUSTEREN.
Door W. van Mulken.
Over genomen uit: MAASLANDSE SPROKKELINGEN jaarg. 2 nr. 4 februari 1979.
Begin 1827 wordt in Dieteren voor het eerst een onderwijzer aangesteld in de persoon van Jan Renier Smeets.
In een brief van de burgemeester aan de districts- en politiecommissaris te Roermond, d.d. 27 april 1827, heet het dat Smeets zijn post heeft aanvaard op 21 januari, doch op 5 mei deelt de burgemeester aan voornoemde commissaris mee dat deze zijn post heeft aanvaard op 19 april 1827 1).
Waar aanvankelijk onderwijs werd gegeven in Dieteren is niet bekend; het dorp had bij de aanstelling van de onderwijzer Smeets nog geen schoollokaal. Bij K.B. van 29 maart 1828 wordt aan de gemeente Susteren een subsidie van ƒ 700,-- uit 's lands kas toegekend voor de bouw van een schoollokaal en een onderwijzerswoning te Dieteren. In de raadsvergadering van 26 mei 1828 wordt besloten uit de gemeentekas ƒ 300,-- ter beschikking te stellen voor de schoolbouw terwijl in de zelfde vergadering de raadsleden uit Dieteren, te weten Jacob Hoorens, Hendrik Schulpen en Jan Mathis Schulpen, zich verplichten “van door geschenken te verstrekken door de inwoners van Dieteren alle verdere nodige fondsen ter gehele vervaardiging van het schoolvertrek en onderwijzerswoning te bezorgen, zodanig dat de gemeente geen verdere hoegenaamde rekeningen meer af te dragen heeft”. De bijdragen van de inwoners van Dieteren zouden bestaan uit het kosteloos ter beschikking stellen van bouwstoffen, het doen van vrachten en het verrichten van handenarbeid 2).
Het bouwplan van de school werd vervaardigd door N. Dukers, bouwmeester woonachtig te Limbricht, en op 14 juni 1828 goedgekeurd door de schoolopziener. In de raadsvergadering van 18 juni d.a.v. wordt aan G.S. verlof gevraagd het schoolgebouw en de onderwijzerswoning in het openbaar te mogen aanbesteden aan de minstbiedende 3).
De openbare aanbesteding, uitgezet voor de som van ƒ 340,--, zou plaats hebben op 4 augustus 1828 om zeven uur 's morgens, maar moest tot nadere gelegenheid worden uitgesteld daar zich geen kandidaten hadden gemeld 4).
Op 30 maart van het volgende jaar (1829) heeft de aanbesteding niet alleen nog steeds niet plaats gevonden, maar blijkt de gemeente zelfs niet over een geschikte bouwplaats voor de school te beschikken, want in de raadsvergadering van die dag wordt verlof gevraagd om een perceel bouwland te mogen ruilen tegen een perceel grond, gelegen aan de Vleutstraat, toebehorende aan Jozef Schulpen, die dit perceel door tussenkomst van zijn broer Mathias aanbiedt als bouwplaats voor de school en onderwijzerswoning. Weer verstrijkt er een jaar zonder dat de school er komt Geldgebrek is er de oorzaak van dat nog steeds geen aanbesteding heeft plaats gevonden en daarom verzoekt de raad in haar vergadering van 22 april 1830 aan G.S. verlof om het schoollokaal en de onderwijzerswoning in dagloon onder toezicht van het gemeentebestuur te mogen bouwen zonder dat er een openbare aanbesteding plaats vindt; men denkt in dat geval aan de verleende rijkssubsidie van ƒ 700,-- voldoende te hebben voor de bouw, te meer
daar de inwoners van Dieteren reeds voor een grote hoeveelheid stenen hebben gezorgd en deze ter bestemde plaatsen hebben gebracht Men wil de inwoners bovendien nog overhalen op hun kosten de werklieden van de nodige drank te voorzien en de nodige arbeid en vrachten kosteloos te verrichten.
Blijkens een brief van de burgemeester aan de commissaris te Roermond van 2 aug. 1830 was men toen bezig met de bouw en niet veel later moet de school en de onderwijzerswoning te Dieteren dan ook uiteindelijk zijn voltooid.
Inmiddels had het dorp in januari 1830 een nieuwe onderwijzer gekregen, Jan Peter Timmers; zijn traktement bedroeg eind 1830 ƒ 170,--, waarvan ƒ 100,-- door het rijk werd betaald, ƒ 15,-- door de gemeente en ƒ 55,-- door de schoolkinderen. Het getal schoolgaande kinderen bedroeg toen 80, 50 jongens en 30 meisjes. Er werd voornamelijk les gegeven in de Nederlandse taal, terwijl enkele kinderen werden onderricht in het hoogduits en rekenen. Dit leerprogram stak schril af tegen dat van Susteren, waar aan 85 leerlingen les werd gegeven in lezen, rekenen, schrijven der nederduitse en hoogduitse taal, de eerste beginselen der aardrijkskunde en vaderlandse geschiedenis, het maken van opstellen en zelfs boekhouden; de onderwijzer van Susteren verdiende ook ƒ 100,-- per jaar meer dan die van Dieteren, n.l. ƒ 270,--.
Onderwijzer Timmer nam met ingang van 1 februari 1833 ontslag en werd opgevolgd door Karel, Antoon Simons die deze functie zou blijven vervullen tot 1 augustus 1863, dus ruim 30 jaar lang, en in 1849 van de gemeente verlof kreeg om naast de post van onderwijzer ook nog de betrekking van landmeter te mogen uitoefenen. Bij raadsbesluit van 29 augustus 1838 werden voor de beide lagere scholen in de gemeente Susteren schoolcommissies “niet alleen nuttig voor het onderwijs, maar ook tevens zeer noodzakelijk voor de tucht der kinderen” ingesteld. Tot leden van de Dieterense commissie werden benoemd: rector Klinkenberg, koopman J. Winteraeken, rademaker H. Schulpen en de landbouwers J. Custers en J.J. Lijnen. In het “Verslag over het bestuur en den toestand der zaken van de Gemeente”, opgemaakt d.d. 3 september 1838, wordt over het onderwijs in de gemeente letterlijk opgemerkt “ Het onderwijs der kinderen behartigende, heeft het bestuur merkelijke verbeteringen aan de scholen toegebracht, door de aankooping van kaarten, tabellen, borden, boeken en schrijf banken, ter somme van 120 francs, het onderwijs wordt regelmatig gegeven; eene schoolcommissie is ingesteld, waar van afschrift aan de hoogere Autoriteit zal worden gezonden”.
De in 1838 ingestelde schoolcommissies waren in 1852 blijkbaar weer verdwenen want bij raadsbesluit van 8 januari van dat jaar worden opnieuw zulke commissies benoemd en wel naar aanleiding van het feit “dat er gedurig klagten bij het plaatselijk bestuur inkomen over het onderwijs der jeugd” en “overwegende dat er dringende behoefte bestaat om dit zoeken te verbeteren, hetgeen het meest geschikst kan geschieden door het benoemen van eene schoolcommissie, welke leden, bij afwisseling, iedere week de scholen zullen bezoeken en op de volbrenging der pligten van de onderwijzers te waken”. Op 15 januari 1852 telde de school te Dieteren 97 leerlingen, 52 jongens en 45 meisjes, op 15 juli van dat jaar nog slechts 37, 22 jongens en 15 meisjes.
Dit grote verschil in aantal kinderen, dat 's zomers en 's winters de school bezocht, was in de vorige eeuw een normaal verschijnsel; de school te Susteren bijvoorbeeld telde op 15 januari 1852 165 kinderen, en op 15 juli nog slechts 70.
In zomer en najaar hielpen de kinderen thuis en op het land een handje mee, de school werd dan verzuimd.
In de gemeenteverslagen van Susteren uit de periode 1867-1882 worden de aantallen leerlingen aan beide scholen per kwartaal vermeld, n.1. per 15 januari, 15 april, 15 juli en 15 october, en hieruit blijkt dat het aantal leerlingen op 15 januari telkens het hoogste was, elk kwartaal verminderde en op 15 october het laagste was; de cijfers over 1867 bijvoorbeeld waren respectievelijk 260, 242, 152 en 129, over 1875 176,160, 147 en 87 en over 1882 172, 153, 130 en 95. Aan dit euvel zou pas een einde komen bij de invoering van de leerplicht in 1900.
Uit het “Verslag over het lager onderwijs” in de gemeente in 1859, opgemaakt door burgemeester en wethouders d.d. 31 maart 1860, blijkt het onderwijs, gegeven door Simons nogal te wensen over te laten; we lezen over de school te Dieteren in dat verslag o.a. letterlijk: “De onderwijzer Karel Antoon Simons liet voor wat het volbrengen zijner pligten aanging veel te wenschen over; nadat de Commissie na zes reizen de school bezocht heeft, ondervindt men daarin beter vooruitgang, zoowel opzigtens het geregeld bijhouden zijner schooluren als het geven van onderwijs, 't welk bestaat uit
1o Lezen, schrijven, rekenen, taal en aardrijkskunde, meetkunde en muziek;
2o Lessen in de Fransche taal;
3o Idem in de Hoogduitsche taal;
4o Vormleer !.
Uit het schoolverslag blijkt verder dat de school in januari 1859 door 92 kinderen, 50 jongens en 42 meisjes werd bezocht en in juli door 40, 24 jongens en 16 meisjes; dat de kinderen, met uitzondering van die der behoeftigen, de schoolbehoeften inbegrepen, in de eerste klas 20 cent, in de tweede 15 cent en in de derde klas 8 cent schoolgeld per maand betaalden en dat de jaarlijkse inkomsten van de onderwijzer ƒ 200,-- bedroegen, n.l. ƒ 47,-- jaarwedde van het rijk, ƒ 75,-- jaarwedde van de gemeente en ƒ 78,-- schoolgelden.
Liet het gedrag van Simons in 1859 nog al wat te wensen over, in 1860 maakt hij het zo bont dat burgemeester en wethouders hem bij besluit van 12 december van dat jaar zelfs voor drie maanden schorsen met verlies van salaris; in het onderwijsverslag over 1860 lezen we dan ook: “Den onderwijzer Karel Antoon Simons, maakte zich schuldig aan verregaande achteloosheid in het volbrengen zijner pligten, alsmede nopens zijn gehouden gedrag. Hij werd dan ook uit dien hoofde voor den tijd van drie maanden geschorst, welke schorsing heeft aanvang genomen den 15 december 1860, en zal eindigen den 15 maart aanstaande, met geheel gemis zijner bezoldiging. Gedurende deze schorsing wordt hij vervangen door de Heer Frans Peeters, bezittende acte van toelating als onderwijzer van den derden rang. Deze kweet zich met ijver van de hem opgedragen taak.
Bij raadsbesluit van 13 juli 1861 wordt een “Reglement nopens het onderwijs” voor de gemeente vastgesteld, dat in artikel 1 bepaalt dat de schooluren in de zomermaanden, zijnde de maanden mei, juni, juli, augustus en september, zijn: 's morgens van half 9 tot half 12 en 's middags van half 2 tot 4 uur, en gedurende de overige maanden: 's morgens van 9 tot 12 uur en 's middags van 2 tot 4 uur; in artikel 2 dat er wekelijks slechts 'n halve dag vrij is, te weten dondermiddag; in artikel 3 dat de onderwijzers en de kinderen jaarlijks 'n vacantie krijgen van 14 dagen op een telkens door burgemeester en wethouders te bepalen tijdstip en in artikel 4 tenslotte dat de onderwijzers daarbuiten slechts met schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders verlof kunnen krijgen.
Op 31 maart 1863 vraagt Simons eervol ontslag uit zijn betrekking van hoofdonderwijzer te Dieteren vanwege lichaamsgebreken, doch de raad besluit op 30 mei: “aan gedachten Simons zijn eervol ontslag niet te verleenen en hem in zijne betrekking nog drie maanden te blijven behouden, met dien verstande, dat ingeval hij zijne betrekking niet naar behooren waarneemt de gemeenteraad hem een ontslag zal geven zoo het dient te behooren”.
Men krijgt uit dit besluit sterk de indruk dat de raad er op uit was Simons een niet eervol ontslag te kunnen aansmeren. Op 18 juli komt men echter op dit besluit terug en wordt hem op voorstel van de burgemeester toch het gevraagde eervol ontslag verleend met ingang van 1 augustus d.a.v.. Op 23 juli wordt een afschrift van dit laatste raadsbesluit toegezonden aan gedeputeerde staten, de schoolopziener, de provinciale inspecteur van het lager onderwijs en aan Simons zelf. Simons zou niet lang van zijn pensioen mogen genieten, want hij overleed reeds op 23 augustus 1863, slechts 46 jaar oud.
Gedurende de maanden augustus, september en october blijft de school gesloten en pas bij raadsbesluit van 7 november 1863 wordt Henri Jacobus Staal tot tijdelijk hoofdonderwijzer van Dieteren aangesteld met ingang van 1 november tegen een beloning van ƒ 1,-- per dag. Dit raadsbesluit wordt echter op 30 november d.a.v. ingetrokken en er wordt dan besloten aan Staal de jaarwedde van ƒ 400,-- die aan de hoofdonderwijzerspost is verbonden sinds een daartoe strekkend raadsbesluit van 30 juli 1860, toe te kennen vanaf 1 november tot en met 31 januari 1864 onder uitdrukkelijk voorbehoud echter van de eenstemmige raad dat na die datum in de vacature zal worden voorzien door een hulponderwijzer tegen een beloning van ƒ 200,-- per jaar.
Burgemeester en wethouders schrijven op 10 december aan G.S. dat het geenzins de bedoeling van de raad is aan de tijdelijke hoofdonderwijzer te Dieteren een jaarwedde van ƒ 400,-- toe te kennen maar dat men van plan is, met goedkeuring van G.S., het onderwijs te wijzigen “aangezien de gemeente niet in staat is om zoo eenen drukkende last voortaan te kunnen dragen”.
Op 27 januari 1864 wordt aan G.S. verlof gevraagd om Staal die slechts de rang van hulponderwijzer bezit, tegen dezelfde beloning voor de maanden februari, maart en april te mogen handhaven daar zich nog steeds geen geschikte kandidaat voor de hoofdonderwijzerspost heeft aangemeld. Daar dit verlof echter niet verleend wordt, moet Staal met ingang van 1 februari 1864 noodgedwongen ontslag nemen. In middels was er bij G.S. een protest ingediend tegen de onderwijs bezuinigingen voor Dieteren. Wanneer dit protest aan burgemeester en wethouders ter advies wordt gezonden, antwoorden zij op 28 januari 1864 “dat dit advies op niets is gegrond maar slechts enkele verzinselen zijn, het kan hun inwoners niet zijn ter oore gekomen dat door de Raad geheime poogingen (lasterende uitdrukking) bij de regeering worden aangewend, dewijl het raadslid J.M. Custers dit adres in persoon ter teekening heeft aangeboden; in de vergadering van den gemeenteraad is de vraag gesteld, dat, mogt de subsidie van het Rijk en de provincie wegblijven de financiële middelen der gemeente nog zouden gedoogen het onderwijs op zulken
voet staande te houden, deze vraag ontkennend zijnde beantwoord was men van gevoelen het onderwijs te wijzigen, de school te Dieteren te brengen onder toepassing van art 20 der wet op het lager onderwijs”. Na er op te hebben gewezen dat het aantal schoolkinderen te Dieteren lang niet zo groot is als in het protest wordt beweerd, vervolgen burgemeester en wethouders: “Adressanten geven voor geene bezuinigingen ten nadeelen van het onderwijs te willen zien; dit is aannemelijk, edoch indien de gemeente in het algemeen belang op den Dieterenbosch onder Dieteren gronden wil ontginnen zijn de bewoners van Dieteren zeer tegen zoodat dit weder een enkel voor geven is, tot meerdere betalingen is niemand genegen. Verder bemerken wij nog dat indien binnen eenige dagen een ander adres tot bezuinigingen van het onderwijs ter teekening werd aangeboden dit eveneens met graagte zal worden geteekend met dien verstande evenwel dat het onderwijs in beide openbare scholen zal worden gewijzigd. De gemeenteraad schijnt tengevolge van het even aangevoerde door J. M. Custers in een verkeerd daglicht te zijn gesteld, als zoude dezelve slechts genegen zijn te Dieteren een hulponderwijzer te plaatsen, daarentegen hier te Susteren een hoofd en hulponderwijzer te behouden; de meening van het bestuur is geweest het onderwijs ter besparing van onoverkomelijke kosten in beide scholen te wijzigen waartoe raadslid Penners te Dieteren zelf heeft aangedrongen en toegestemd alhoewel hij zich tot het medeteekenen van het toen genomen voorlopige besluit van medeteekening heeft onthouden”. Tenslotte wijzen burgemeester en wethouders er op dat in de reeds drie keer behandelde, doch nog niet afgehandelde begroting voor 1864, waarbij Custers tegenwoordig is geweest, ƒ 400,-- is uitgetrokken voor de jaarwedde van de onderwijzer van Dieteren.
Doch wanneer zich een kandidaat meldt voor de post te Dieteren, zij het tegen een salaris van ƒ 450,--, een zekere Frenken uit Weert, besluit de raad, de bekrompen financiële toestand der gemeente in aanmerking nemende, op 11 april 1864: “De genoemde Frenken te Weert niet aan te nemen en de vroegere genomen besluiten omtrent het onderwijs in te trekken bij eene nader te houden vergadering, met dien verstande dat aan de openbare school te Susteren een hoofdonderwijzer met een of twee kweekelingen zullen geplaatst worden, terwijl bij de school te Dieteren een hulponderwijzer zal aangesteld worden”.
Dit besluit zet in Dieteren uiteraard weer veel kwaad bloed, wat blijkt uit een brief van de burgemeester aan de commissie van de koning d.d. 14 mei 1864, waarin hij meedeelt dat de raad een jaarwedde van ƒ 450,-- voor een hoofdonderwijzer te Dieteren heeft afgewezen en letterlijk vervolgt “Ik geef Uwe Exel. hierbij de stellige verzekering dat hetgeene U omtrent deze aangelegenheid vernomen hebt niet met de waarheid overeenkomt, al was dit zelfs de taal van de pastoor aldaar, temeer het raadslid Penders van Dieteren eene der hevigste tegenstrevers was over de verhooging der jaarwedde van eenen hoofdonderwijzer te Dieteren”. Op 18 mei deelt de burgemeester aan de schoolopziener mee dat zich drie kandidaten voor de vacature hebben gemeld en hij verzoekt dan ook om een dag voor het vergelijkend examen (destijds gewoonte) te bepalen. Alle drie de kandidaten trekken zich blijkbaar terug want op 20 juni bericht de burgemeester aan de schoolopziener dat die dag bij hem de sollictatiestukken van een zekere J.J. Waltmans uit Hunsel zijn binnengekomen en dat dit de enige sollicitant voor Dieteren is.
Het is dan ook deze Joannes Jacobus Waltmans, die bij raadsbesluit van 20 juli 1864 wordt aangesteld tot hoofdonderwijzer te Dieteren tegen een jaarwedde van ƒ 400,--, benevens vrije woning met tuin, ingaande 1 augustus, onder de verplichting “van twee dagen per week één uur les te geven in de Fransche taal aan de hoogste klas”. Deze verplichting verviel enkele jaren later weer toen Martinus Lemmens in augustus 1866 werd benoemd tot opvolger van Waltmans.
M. Lemmens werd eind 1874 opgevolgd door Godefridus Joannes van Thuijll, die op zijn beurt met ingang van 1 maart 1880 werd opgevolgd door Jan Theodoor Schoffelen(geb. 10 februari 1845 Jabeek - ovl. 26 februari 1924 Susteren).
Op 21 april 1880 vindt in herberg Horens de aanbesteding plaats van een nieuwe school en onderwijzerswoning te Dieteren. Het werk, dat volgens het bestek bestaat uit “het bouwen van een school met onderwijzerswoning, achterplaats, waschkeuken, kolenhok, privaten en urinoirs, welput, twee duikertjes met steunmuur, het bekiezelen van de speelplaats en het planten van doornen heg langs de tuin, op het perceel sectie F no 1356, der gemeente Susteren”, wordt voor ƒ 10.250,-- gegund aan de laagste inschrijver, J. Limpens uit Sittard.
Jean Joseph Limpens(1885)
geb. 15 juni 1808 Sittard ovl. aldaar 20 mei 1895
aannemer te Sittard foto met dank aan F.W. Limpens Weert
Jean Joseph Limpens zou een jaar later de opdracht krijgen het stadhuis van Sittard te bouwen. Dit stadhuis werd reeds in 1965 afgebroken tot verdriet van vele Sittardenaren, om plaats te maken voor het grootwarenhuis van Vroom en Dreesman.
Van de eerste steenlegging der nieuwe school treffen we in het besluitenregister van de raad het volgende aan: “Heeft met grootte plegtigheid op den 3e augustus 1880, na vergezeld te zijn van de Heer J.T. Schoffelen, hoofdonderwijzer en in tegenwoordigheid der schoolgaande jeugd dezer gemeente, alsmede van eenige notabele ingezetenen der gemeente, de eerste steenlegging plaats gehad in de onderafdeling Dieteren aan de nieuw te bouwen school met onderwijzerswoning, zoodat een ieder na zijn rang en stand der gemelde personen een steen eraan ingelegd heeft, en waarbij tevens ter opluistering aan deze schoone plegtigheid, de fanfaregezelschap aldaar deelnam welke gedurende deze plegtigheid hare lieflijke tonen in de lucht deed galmen”. De nieuwe school werd in de loop van 1881 voltooid.
Woonhuis aan de vleutstraat, vroeger gebouwd als onderwijzerswoning.
Daarna tijdje in gebruik geweest als pastorie en vervolgens burgerwoning.
Bij raadsbesluit van 24 november 1883 krijgt de school naast de hoofdonderwijzer een onderwijzeres in de nuttige handwerken tegen een jaarwedde van ƒ 30,-- in de persoon van Sophia Coenemans.
Op 11 december van hetzelfde jaar 1883 maakt het hoofd J. Th. Schoffelen een “Regeling van schooltijden en vacantiën, klassenverdeeling en leerplan, met vermelding der leerboeken” op. Deze “Regeling” leert ons dat er per week 28 uren les werd gegeven, terwijl de kinderen daarnaast nog elke dag van 11 tot 12 uur god-dienstonderwijs konden genieten; dat er, naast een hele serie losse dagen, vier Weken per jaar vakantie was, n.l. van donderdag vóór tot donderdag na pasen en de laatste helft van de maand september en de eerste acht dagen van october; dat de kinderen vóór october zes moesten zijn om in het lopende jaar per 1 mei tot de school te worden toegelaten en dat de leerlingen naargelang hun vorderingen werden verdeeld in drie klassen en elke klas in twee afdelingen. De overgangseisen luidden:
van de eerste naar de tweede klas: tamelijk lezen, letter- en cijfervomen, tellen van 1 tot 100 en van deze getallen het hoeveel meer en minder kunnen bepalen; van de tweede naar de derde klas:
a) vlug lezen,
b) het gelezene kunnen meedelen,
c) voorbeelden na een les opschrijven,
d) de hoofdregels der rekenkunde met gehele getallen,
e) oplossing van gemakkelijke vraagstukken,
f) begrip van tiendelige breuken ter inleiding tot de kennis van maten, gewichten en munten,
g) de verdeling van de tijd en de kennis van de klok,
h) bekendheid met lichamen, vlakken, lijnen en punten,
i) verbuigen en vervoegen, eenvoudige zinnen taal- en redekundig ontleden, gegeven personen en zaken als onderwerp, voorwerp en bepaling te laten voorkomen,
j) kennis der woonplaats en der provincie, de voornaamste rivieren in Nederland, 1) enige kennis van drie rijken der natuur en van enige verschijnselen in de dampkring,
m) op het gehoor zingen, enige kennis van het notenschrift.
Tot zover de overgangseisen die aan de kinderen werden gesteld.
Met deze “Regeling van schooltijden etc.” zijn we aan het einde gekomen van dit korte overzicht, want deze “Regeling” is het laatste belangrijke stuk dat we in het gemeente-archief van Susteren aantreffen over het lager onderwijs te Dieteren in de vorige eeuw. De lagere school te Dieteren, die evenals die van Susteren een openbare was, werd in 1934 door het kerkbestuur van de parochie van de H. Stephanus te Dieteren, omgezet in een bijzondere lagere school.
De heer Schoffelen werd zeer waarschijnlijk opgevolgd door hoofdonderwijzer Peter Jozef Ramakers (geb. 3 oktober 1877 Echt - ovl. 16 april 1953 Dieteren).
Bidprentje van “meester” Ramakers
Andere bekende namen uit die tijd zijn onderwijzer Bovendeerd en juffrouw Hubertina Widdershoven (geb. 17 juni 1900 Obbicht - ovl. 22 november 1987 Geleen).
Hoofdonderwijzer Peter Jozef Ramakers werd omstreeks 1946 opgevolgd door de uit Dieteren afkomstige meester Sevére Jessen. Hij bleef vele decennia hoofd der school.
Enkele krantenartikelen kunt u nalezen van: juffrouw Hubertina Widdershoven en meester Sevére Jessen.